Skip to main content
  • Home
  • Artikels
  • Eens een dief, altijd een dief? Stoppen met criminaliteit en druggebruik

Eens een dief, altijd een dief? Stoppen met criminaliteit en druggebruik

“Steelt eens, ende blyft ewelijck een dief”. Al sinds de Middeleeuwen bestaat het gezegde dat wie eenmaal crimineel gedrag heeft gesteld, dit steeds zal blijven doen. Lange tijd focusten criminologen voornamelijk op de oorzaken die iemand ertoe brengt te starten met criminaliteit. Wat iemand ertoe brengt te stoppen met criminaliteit werd daarbij uit het oog verloren.

Sinds 1980 kent het onderzoek naar stoppen met criminaliteit een opmars. Een groep die lange tijd onderbelicht gebleven is in dit type onderzoek, zijn personen die criminaliteit plegen die sterk gelinkt is aan hun (problematisch) druggebruik. Hun stopproces bestaat uit twee delen: stoppen met criminaliteit (desistance) en stoppen met problematisch druggebruik (recovery).

Dit artikel is gebaseerd op de levensverhalen van 20 personen die meer dan een jaar (een gemiddelde stoptijd van 28 maanden) in desistance en recovery zijn. Al deze respondenten hebben een lange carrière van criminaliteit en problematisch druggebruik achter de rug. Ze vertellen hoe hun beide stopprocessen zich tot elkaar verhouden en wat hen ertoe bracht de keuze te maken om te stoppen. We bundelen hun levensverhalen aan de hand van de verhalen van Peter en Rob. 13 respondenten sluiten aan bij het verhaal van Peter en 7 respondenten bij het verhaal van Rob.

Peter: een verhaal over vluchten en volle rugzakjes

Peter groeide op in een problematische thuissituatie waar misbruik, verwaarlozing en druggebruikende ouders schering en inslag waren. Hij startte vroeg met het gebruiken van heroïne, vooral als een vlucht voor zijn gevoelens en zijn destructieve omgeving. Peter raakte snel afhankelijk en kwam in een neerwaartse spiraal terecht waarin dakloosheid, werkloosheid en financiële problemen centraal stonden. Door zijn financiële problemen en het gebrek aan een job belandde hij in de criminaliteit (hij pleegde o.a. winkeldiefstallen) om zo zijn druggebruik te kunnen blijven financieren.

Peter benadrukt dat het stoppen met druggebruik centraal stond in zijn stopproces. Eenmaal hij zijn druggebruik onder controle had, volgde onbewust het stoppen met criminaliteit.

Peter had weinig tot geen positieve familiale en vriendschappelijke banden. Er was dus zelden een partner of een ouder die hem aanspoorde te stoppen. Net zoals de eerste aankoop van heroïne een persoonlijke motivatie had, benadrukt Peter dat de beslissing en de actie om te stoppen een stap was die alleen hij kon nemen en doen slagen. Deze beslissing ging vaak gepaard met een point of no return en het besef dat vluchten niet meer kon.

Het contact met de hulpverlening of de justitiële actoren (bijvoorbeeld een justitieassistent) waren vaak de enige positieve bindingen in zijn leven. Deze bindingen hebben hem ondersteund in zijn stopproces door het zichtbaar maken van een toekomstperspectief, het aanleren van vaardigheden, de hulp op het vlak van werk, financiën en huisvesting.

” Ik heb er veel spijt van en dat zal altijd zo blijven. Ik heb in feite de helft van mijn leven verspild. Een mens moet voor hem kijken, niet achter hem, maar het blijft in mijn rugzakje zitten.”

Peter

Peter benadrukt niet meer de persoon te zijn wie hij voordien was toen hij drugs gebruikte en criminaliteit pleegde. Zo vertelt hij meestal over twee identiteiten ‘ik als junk’ versus ‘ik vroeger en nu’. Of hij geeft aan een andere persoon te zijn dan voorheen en een nieuwe identiteit, die nog niet bestond, ontwikkeld te hebben. Hij geeft aan vooral toekomstgericht te kijken, maar weet dat hij de periode van druggebruik en criminaliteit steeds zal meedragen in zijn rugzakje.

Rob: een verhaal over twee werelden, huisje, tuintje en boompje

Rob startte met druggebruik en criminaliteit binnen het uitgaansmilieu, in een andere setting en situatie dus dan Peter. Plezier maken stond centraal: overdag ging hij werken en de nacht bracht hij al feestend door. Een drugsvrij leven betekende voor Rob een leven zonder uitgaan, zonder plezier en dat typeerde hij als saai. Rob pleegde criminaliteit binnen de roes en de verdoving van zijn druggebruik, als kick, uit verveling of als bezigheid. Na enige tijd kon Rob de combinatie druggebruik (plezier) en werk (maatschappij) niet meer de baas. Hij was vaak afwezig op zijn werk, zijn relatie liep op de klippen,…. Waar plezier in het begin centraal stond, nam ellende nu de bovenhand. Dit was dan ook zijn kantelmoment.

Net zoals Peter benadrukt Rob dat enkel hij verantwoordelijk was voor zijn stopproces. In tegenstelling tot Peter kon Rob blijvend rekenen op een positief netwerk van niet-druggebruikende personen (familie, vrienden, collega’s). Wanneer er nog weinig positieve kanten waren aan zijn druggebruik, vergeleek Rob zich met dit positief netwerk en besefte hij een achterstand op het vlak van sociale timing opgelopen te hebben (‘iedereen om me heen heeft een huis, een partner, een kind maar ik niet’) .

Terwijl Peter duidelijk aangeeft een andere persoon te zijn tijdens zijn stopproces, ondergaat Rob geen verandering in zijn identiteit. Hij beschouwt zijn druggebruikende en criminele periode als een moeilijke periode waaruit hij veel heeft geleerd. Hij geeft aan niet te moeten veranderen van identiteit om terug deel uit te maken van de maatschappij. Hij stelt zichzelf als persoon minder in vraag dan Peter, waardoor een identiteitstransformatie volgens hem niet aan de orde is.

“Ik denk dat het bij mij echt te maken heeft met veranderen en jaloers zijn op mensen die al samen iets opgebouwd hebben. Die samen voor hun kind kunnen zorgen en een huis hebben, die allebei gaan werken. Ik heb trouwens thuis altijd gezien dat het zo was. Ik heb mij daar altijd tegen verzet. Maar nu zou ik zelf ook willen… dat huisje, tuintje …”

Rob

Dit onderzoek benadrukt het belang van inspraak van druggebruikers in het ontwikkelen van interventiestrategieën.
Het stopproces van criminaliteit is geen eenduidig en universeel proces. De verhalen van Peter en Rob tonen aan dat zelfs binnen eenzelfde groep belangrijke verschillen bestaan in de manier waarop zij hun stopprocessen ervaren. Personen die criminaliteit plegen én problematisch drugs gebruiken, komen vaak in contact met politie, justitie of hulpverlening, dit laatste vrijwillig of via een justitiële doorverwijzing. De diverse invulling die Peter en Rob geven aan hun stopproces geeft aan dat deze groep baat heeft bij een individuele aanpak. In tegenstelling tot Rob, wiens prosociaal netwerk steeds aanwezig was in zijn leven, zullen personen als Peter meer ondersteuning nodig hebben om terug aansluiting te vinden bij de samenleving. Voor zowel Peter als Rob geldt evenwel dat stoppen met druggebruik primeert op en voorafgaat aan het stoppen met criminaliteit. Wanneer we het perspectief van de druggebruiker volgen, is het van belang om bij de aanpak van druggerelateerde criminaliteit, de focus te verleggen en ook het probleem van het druggebruik aan te pakken, in combinatie met problemen op andere levensdomeinen. Het belang van herstel in het stopproces en aandacht voor ondersteuning op diverse levensdomeinen, zoals tewerkstelling en huisvesting, is hierbij cruciaal.