Skip to main content
  • Home
  • Artikels
  • Handig in gebruik. Implementatie in theorie en praktijk

Handig in gebruik. Implementatie in theorie en praktijk

Verslag 14de Onderzoeksplatform Middelengebruik, 22 juni 2017

Het thema voor de jaarlijkse studienamiddag van het onderzoeksplatform middelengebruik was implementatie van interventies. Implementatie is een procesmatige en/of planmatige invoering van een vernieuwing of verandering.

In ons werkdomein gaat het dan over de implementatie van een interventie, hetgeen bijvoorbeeld materiaal (bv. folder, draaiboek, lespakket), een methode (bv. motiverende gespreksvoering) of een richtlijn (bv. richtlijn voor alcoholgebruik) kan zijn. Een effectieve interventie kan pas effect hebben als ze gebruikt wordt en als ze haar doelgroep bereikt. Om dat proces te vergemakkelijken gebruik je een implementatieplan. Zonder een implementatieplan dat zorgt voor adoptie, uitvoering en behoud blijven interventies al te vaak in de kast van ontwikkelaars of organisaties zitten.

Ga planmatig te werk

Dr. Joris Van Damme (stafmedewerker VAD) legde uit hoe je op een onderbouwde en gestructureerde manier een disseminatieplan kan opstellen. Hij vertrok daarbij van het Intervention Mapping protocol (Bartholomew et al., 2016).

“Een materiaal of interventie dat niet tot bij de doelgroep geraakt, kan nooit op een effectieve manier het gedrag van deze doelgroep beïnvloeden.”

Bartholomow et al., 2016

De kwaliteit van implementatie hangt sterk samen met de nauwgezetheid, de volledigheid en de dosis waarmee een interventie de doelgroep bereikt. Maakt een ontwikkelaar bv. een lespakket dat bestaat uit 5 lessen, die elk een unieke boodschap bevatten en die best over een langere periode gegeven worden, dan is het belangrijk dat:

  • deze boodschappen zo correct mogelijk worden overgedragen (nauwgezetheid)
  • dat alle 5 de lessen gegeven worden (volledigheid)
  • dat de lessen verspreid worden over bv. 5 weken (dosis).

Vaak zal niet de ontwikkelaar van de interventie maar een andere actor de interventie tot bij de doelgroep brengen. Daarom is een goede afstemming tussen de ontwikkelaar en de actoren voor implementatie noodzakelijk. Ontwikkelaars doen er dan ook goed aan om de implementatieactoren zo vroeg mogelijk te betrekken in het ontwikkelingsproces. Verder moeten ontwikkelaars ook in de loop van het ontwikkelingsproces concreet nadenken over de uitrol van de interventie. Dit gebeurt met een disseminatieplan.

Gebruik een disseminatieplan

In een disseminatieplan beschrijft een ontwikkelaar een aantal concrete doelstellingen die bereikt moeten worden zodat een interventie nauwgezet, volledig en met de juiste dosis uitgerold zou worden. Hierbij moet de ontwikkelaar rekening houden met de rol die de betrokken actoren moeten opnemen. Deze actoren worden daarvoor vaak ondersteund met een aantal materialen die speciaal voor hen ontwikkeld worden. Om tot dergelijke materialen te komen, is het belangrijk om stil te staan bij de factoren die het bereiken van de vooropgestelde doelstellingen bemoeilijken of faciliteren. Denk hierbij aan:

  • de eigenschappen van de interventie zelf (bv. complexiteit, inpasbaarheid, relatieve voordelen)
  • de opvattingen van de betrokken actoren (bv. kennis, attitudes, gepercipieerde noden, vaardigheden)
  • de kenmerken van de structuur waarbinnen de betrokken actoren werken (bv. waarden en normen van een school of sportclub, beschikbare middelen)
  • de maatschappelijke context waarbinnen gewerkt moet worden (bv. het politiek, economisch en sociaal klimaat).

Op basis van deze factoren kiest een ontwikkelaar dan een aantal strategieën die helpen bij het beïnvloeden van deze factoren. Zo vergroot de kans dat de vooropgestelde doelstellingen bereikt worden. Deze strategieën vormen dan ook de onderbouw voor de ondersteunende materialen.

Implementatie is maar een deel van het verhaal

De actoren voor implementatie zijn niet de enige spelers die ervoor zorgen dat een interventie tot bij de doelgroep geraakt. Implementatie moet namelijk mogelijk gemaakt worden en dit zowel op korte termijn als op lange termijn. Hiervoor kijkt een ontwikkelaar in de eerste plaats naar de actoren die beslissen of een interventie kan geïmplementeerd worden in een organisatie (= adoptie). Daarnaast gaat een ontwikkelaar ook op zoek naar de actoren die ervoor zorgen dat een interventie verankerd wordt binnen een organisatie. Hierdoor blijft een interventie op langere termijn geïmplementeerd (=behoud). In sommige settings zijn de actoren voor adoptie dezelfde als de actoren voor behoud. In andere settings gaat dit over verschillende actoren. De actoren die instaan voor adoptie en behoud worden best ook betrokken van bij de ontwikkeling van een interventie. Daarnaast wordt in een disseminatieplan ook voor deze actoren stilgestaan bij een aantal concrete doelstellingen en ondersteunende materialen. Hiervoor wordt dezelfde werkwijze gehanteerd als hierboven beschreven.

Klik hier om de volledige presentatie van Dr. Joris Van Damme te bekijken.

Een goed voorbeeld uit Duitsland

Dr. Claudia Pischke, hoofd van de afdeling ‘Applied Health Intervention Research’ aan het Leibniz-Institute for Prevention Research and Epidemiology in Bremen (Duitsland), presenteerde de resultaten van het veelbelovende DIOS-project. Bijzondere aandacht besteedde ze aan de impact die het toepassen van een ‘community readiness assessment tool’ in de schoolcontext kan hebben.

Universiteiten zijn zeer geschikt om aan gezondheidspromotie te doen

Universiteitsstudenten lopen een hoger risico op riskant gebruik van zowel legale als illegale middelen. Onder meer de WHO geeft aan dat universiteiten een belangrijke plaats zijn om aan gezondheidspromotie te doen. Laagdrempelige interventies, zoals online preventieprogramma’s, blijken bijvoorbeeld erg geschikt om een brede groep studenten te bereiken en om hen op maat gemaakte preventieboodschappen mee te geven. Er is de laatste jaren heel wat onderzoek beschikbaar over de effectiviteit van online interventies maar over de effectiviteit en de implementatie van dergelijke programma’s binnen universiteiten is nog weinig geweten. Het ‘DIOS-project’ tracht hieraan tegemoet te komen door zowel een online toolbox voor studenten als een participatorische implementatiestrategie te ontwikkelen.

De DIOS-toolbox

De DIOS-toolbox bestaat uit drie onderdelen. Ten eerste kunnen studenten een online vragenlijst invullen over hun gebruik van legale en illegale middelen. Vertrekkende van hun antwoorden op de vragenlijst en gebaseerd op de ‘social norms approach’ krijgen de studenten gepersonaliseerd advies waarbij een vergelijking wordt gemaakt met het middelengebruik van hun peers. Zo verandert de perceptie van de studenten over het gebruik van hun peers en dat leidt tot veranderingen in hun persoonlijk gebruik. De effectiviteit van deze interventie werd aangetoond in een cluster-gecontroleerd onderzoek. Ten tweede bevat de toolbox een online module (echeckup) waarin de studenten uitgebreide persoonlijke feedback krijgen over hun alcoholgebruik. De effectiviteit van deze module werd aangetoond in een randomized controlled trial. Een derde onderdeel van de toolbox is een online platform met informatie over middelengebruik onder studenten en aanbevelingen om met studiegerelateerde stress om te gaan.

Een participatorische implementatiestrategie

Het is niet omdat de aangeboden interventies hun effectiviteit bewezen hebben dat ze ook makkelijk geïmplementeerd en gebruikt worden. Om dat te bereiken moeten de verschillende stakeholders (bv. uit de administratie, adviesdiensten, studentenorganisaties) bereid zijn om dit soort interventies uit te voeren. Daarom werd er via kwalitatieve interviews met stakeholders op elke universiteit een ‘community readiness assessment’ uitgevoerd van de Duitse universiteitscontext. Daarbij kwamen dimensies aan bod zoals de kennis van studenten over het probleem, de kennis over organisaties die bezig zijn met gezondheidsbevordering binnen de universiteitscontext, het universiteitsklimaat ten opzichte van gezondheidsbevordering, leiderschap. Deze interviews vormden vervolgens de basis om elke universiteit een ‘bereidheidsscore’ tussen 1 en 9 toe te kennen. De bereidheidsscores werden ten slotte vertaald naar aanbevelingen op maat voor de universiteit om de online toolbox succesvol te implementeren.

Klik hier om de volledige presentatie van Dr. Claudia Pischke te bekijken.

Met de deelnemers rond de discussietafel

Omdat het onderzoeksplatform ervaringen uitwisselen wil stimuleren, organiseerden we drie discussietafels waarin de deelnemers in kleinere groepen het thema implementatie verder konden bespreken vanuit hun ervaringen uit hun werkdomein.

Drie vragen stuurden de groepsdiscussies:

  • Waar situeert jouw organisatie/jouw functie zich binnen het voorgestelde model voor disseminatie?
  • Vanuit jouw opdracht bekeken, met welke (potentiële) organisaties/actoren werk je samen (of zou je willen samenwerken) om het disseminatieplan te vervolledigen?
  • Als je kijkt naar de setting(s)/sector(en) waarbinnen je (vaak) werkt wat zijn moeilijkheden waar je geregeld tegen aanloopt en wat zijn faciliterende elementen die zich voordoen?

De meeste deelnemers nemen verschillende posities in in het voorgestelde model en staan bijvoorbeeld zowel in voor adoptie als implementatie of voor onderzoek en ontwikkeling.

Er wordt met zeer diverse actoren samengewerkt. Partners betrekken of nieuwe contacten betrekken bij een interventie is niet altijd gemakkelijk. Zeker wanneer proactief naar sectoren wordt gestapt spelen vaak belemmerende factoren zoals tijd en geld. Een moeilijkheid is dat veel actoren veel thema’s moeten opnemen. Denk maar aan leerkrachten. Het is dan niet evident om jouw thema in de aandacht te houden. Bovendien is de bereidwilligheid om aan sommige thema’s (bv. illegale drugs) te werken groter dan voor andere (bv. alcohol). Het gevolg is dat problemen vaak pas worden aangepakt als ze zich voordoen.

De betrokkenheid van de diverse actoren vergroot door kennis te verhogen of door gemotiveerde actoren voor je kar te spannen waardoor soms een sneeuwbaleffect ontstaat. Een voortrekker kan het verschil maken. Moeilijke klanten zijn actoren die nog niets doen. Bottom-up werken is een andere manier om het draagvlak te vergroten. Ook positieve ervaringen delen kan helpen. En rekening houden met structurele aspecten bv. dat beleidsfuncties vaak tijdelijke functies zijn. De visie en het beleid van de organisatie die je mee wil krijgen hebben een belangrijke impact en kunnen ook tegenwerken.

Een terugkerend knelpunt is wat de praktijk precies kan doen met onderzoeksresultaten. Er wordt vooral gekeken naar de expertisecentra (VAD, Sensoa en Vigez) om de koppeling te maken tussen onderzoeksresultaten en de praktijk.

Veel deelnemers vonden het interessant om te horen hoe implementatie in andere organisaties verloopt en werden zelfs gerustgesteld aangezien veel ervaringen overeen kwamen. Zeker voor herhaling vatbaar.

Klik hier voor het volledig verslag van alle discussietafels.