Middelengebruik en verkeer: alle feiten op een rij
Middelengebruik in het verkeer is een veelbesproken thema. De wetgeving verandert af en toe, er gebeuren regelmatig controles, testmogelijkheden nemen toe en de houding van de bevolking ten opzichte van rijden onder invloed verandert. Daarbij is er ook veel onduidelijkheid. Welke middelen hebben welke specifieke invloed? Vanaf wanneer ben je strafbaar? Kan je tests beïnvloeden? Hoe zit het met de rijgeschiktheid onder invloed van psychoactieve medicatie?
Daarom maakten we op vraag van intermediairs en structurele partners een overzichtsdocument op in de vorm van een dossier. Daarin brengen we informatie samen over middelengebruik en verkeer. Hier lees je in een notendop wat je mag verwachten van het dossier.
Welk middel heeft welk effect?
Psychoactieve stoffen zoals alcohol, amfetamines, cocaïne, cannabis en heroïne beïnvloeden het gedrag of de beleving van de gebruiker. Hierdoor kan het rijden onder invloed een negatieve impact hebben op de rijvaardigheid, wat leidt tot een verhoogd risico op ongevallen. In het dossier worden deze effecten beschreven aan de hand van het Drugwiel.
Voor de details en nuances richt je je best tot het dossier, maar hier vind je al enkele specifieke voorbeelden:
- Zo beïnvloedt alcohol bijvoorbeeld het waarnemingsvermogen. Dit houdt in dat bestuurders die gedronken hebben – ook al voelen zij zich niet dronken – fietsers, voetgangers, tegenliggers, rood licht, enz. minder goed en vaak ook later opmerken dan bestuurders die niet gedronken hebben.
- De invloed van cannabisgebruik op de rijvaardigheid is dosisafhankelijk en er is een verschil tussen occasionele een regelmatige gebruikers. Over het algemeen vertraagt cannabis de reactietijd, verslechtert het de waarneming, de motoriek en het vermogen om snelheden in te schatten. Daarbij neemt de selectieve of verdeelde aandacht af waardoor complexe rijtaken slechter uitgevoerd worden. Sommige meer ervaren cannabisgebruikers zijn zich bewust van de negatieve effecten van het cannabisgebruik op hun rijvaardigheden en passen hun rijgedrag hieraan aan.
- Xtc verslechtert vooral het inschattingsvermogen van de bestuurder. Over het algemeen nemen xtc-gebruikers meer risico’s tijdens het rijden met de wagen dan niet xtc-gebruikers, wat in het verkeer uiteraard grote gevolgen kan hebben.
- Wat betreft psychoactieve medicatie is het zeer moeilijk algemene conclusies te trekken. De meeste medicijnen vertonen geen eenvoudige relatie tussen de concentratie in het bloed en de invloed op de rijvaardigheid van de bestuurder. Voor benzodiazepines kan bijvoorbeeld wel worden gesteld dat ze een acute daling veroorzaken in de correcte uitvoering van cognitieve en psychomotorische taken, wat het correct besturen van een voertuig bemoeilijkt. Uit onderzoek blijkt dat het risico op verkeersongevallen door gebruik van benzodiazepines en Z-drugs gemiddeld met 60% tot 80% toeneemt.
Deze effecten moeten steeds in het licht van het mens-middel-milieu-model worden gezien. Er zijn immers tal van factoren die het rijden onder invloed mee bepalen. Denk maar aan het wetgevend kader en het maatschappelijk draagvlak rond rijden onder invloed.
Beïnvloedende factoren
Ook demografische factoren, zoals leeftijd en geslacht, spelen een rol. Mannen rijden bijvoorbeeld significant meer onder invloed van alcohol dan vrouwen. En rijden onder invloed van alcohol komt ’s nachts meer voor dan overdag en meer in het weekend dan in de week. Wat betreft illegale drugs, blijken jongvolwassenen tussen de 18 en 34 jaar beduidend meer onder invloed te rijden dan oudere bestuurders.
Deze demografische factoren hebben een invloed op de attitude tegenover rijden onder invloed en de subjectieve norm (wat vinden anderen ervan?). Dit zijn factoren die op hun beurt een invloed hebben op het al dan niet rijden onder invloed. Wat betreft attitude vindt bijvoorbeeld één op vijf Belgische automobilisten dat autorijden onder invloed van alcohol mogelijk is zolang er voorzichtig gereden wordt. Bijna alle Belgische autobestuurders vinden daarentegen dat het rijden onder invloed van illegale drugs onaanvaardbaar is. Ook interessant is dat de subjectieve pakkans voor rijden onder invloed zeer laag is en ook veel lager ligt dan de objectieve pakkans. Toch wat betreft het rijden onder invloed van alcohol.
Wat zegt de wet?
Rijden onder invloed van illegale drugs is ten alle tijde verboden. Een voertuig besturen na het nuttigen van alcohol of het innemen van psychoactieve medicatie is aan strikte regels onderworpen.
De verkeerswet stelt dat rijden met een promillage vanaf 0,5 in het bloed strafbaar is. Kort door de bocht bestaan de procedures die worden gebruikt voor de controle op alcoholgebruik in het verkeer, uit drie stappen: de ademtest die een indicatie geeft van de aanwezigheid van alcohol. Als men niet safe (S) scoort wordt een ademanalyse uitgevoerd. Wanneer er uiterlijke tekenen zijn van intoxicatie of dronkenschap, maar het onmogelijk is om een ademanalyse uit te voeren, dan wordt er een bloedproef gedaan. De bestraffing op het rijden onder invloed van alcohol stijgt in graad van ernst, met de hoeveelheid promille die wordt teruggevonden bij de bestuurder.
De procedure voor het vaststellen van het rijden onder invloed van drugs bestaat ook uit drie fasen. Ten eerste wordt een gestandaardiseerde checklist afgenomen door de politie. Bij drie uiterlijke tekenen van recent druggebruik wordt een speekseltest afgenomen. En na een positieve speekseltest volgde tot voor kort een bloedanalyse, maar sinds 1 april 2019 de minder omslachtige speekselanalyse. De straffen die opgelegd kunnen worden bij het rijden onder invloed van illegale drugs zijn dezelfde als die voor alcohol.
In tegenstelling tot het gebruik van drugs of alcohol achter het stuur is het rijden onder invloed van (psychoactieve) medicatie niet strikt verboden. Wel kan je door het (overmatig) gebruik van medicatie in een soortgelijke staat van dronkenschap verkeren. Het is de taak van de geneesheer om bij het voorschrijven van geneesmiddelen de patiënt te informeren over de eventuele effecten van de medicatie op zijn rijvaardigheid.
Rijgeschiktheid bij het gebruik van middelen
De Belgische verkeerswetgeving bepaalt dat al wie een motorvoertuig bestuurt, moet voldoen aan een aantal medische minimumnormen. Dat betekent dat je als bestuurder niet mag lijden aan aandoeningen of afwijkingen die tijdens het rijden de veiligheid in het gedrang kunnen brengen. (KB van 23 maart 1998)
Verder is een patiënt met een verslaving aan alcohol of een patiënt die zich niet kan onthouden van alcoholgebruik wanneer hij een motorvoertuig bestuurt, volgens de wet niet rijgeschikt. De rijgeschiktheid en de geldigheidsduur ervan worden bepaald door een arts. De patiënt kan wel, na een periode van verslaving of overmatig gebruik, opnieuw rijgeschikt verklaard worden wanneer hij een onthouding van ten minste zes maanden kan aantonen.
Preventie en hulpverlening
Aanvullend op de wetenschappelijke en wetgevende inhouden van het dossier, werden andere documenten uitgewerkt om handvatten te bieden voor de praktijk van preventie en hulpverlening.
Zo vind je in de inventaris preventiematerialen middelengebruik en verkeer een overzicht van het huidige aanbod (van VAD en van andere organisaties) over alcohol- en ander druggebruik in het verkeer. Het gaat om informatief materiaal en methodieken voor het opzetten van preventie-activiteiten.
In het voorjaar van 2020 zullen ook juridische handvatten voor welzijn en gezondheid verschijnen met een hoofdstuk over de rijgeschiktheid van cliënten in deze setting. Stelselmatig zullen hieraan cases worden toegevoegd relevant voor de hulpverleningspraktijk. Bijvoorbeeld hoe ga ik om met een cliënt die onder invloed is en met de wagen naar huis moet?