De Verslavingskoepel Kempen: “Wie op de spoed belandt met een intoxicatie, krijgt een ervaringsdrager aan het bed.”
In de Kempen ontstond in de voorbije tien jaar een nieuwe werkwijze om met verslaving om te gaan. De Verslavingskoepel brengt er ervaringsdragers en professionelen samen en boekt daarmee veelbelovende resultaten. De Koning Boudewijnstichting beloonde het project dit jaar dan ook met de Prijs Gert Noël. We spreken met vier mensen die aan de wieg stonden van het Kempens model: ervaringsdragers Patrick Nijsmans en Ivo Pernet, directeur van Welzijnszorg Kempen Eric Nysmans en adjunct-directeur van CAW de Kempen Anne Meeus.
Het begon allemaal toen Patrick en Ivo in hun AA-groep merkten dat de aanpak niet voor iedereen werkte: “We zagen dat veel mensen niet herstelden”, zegt Ivo. “Bovendien verloren we ook veel mensen”, vertelt Patrick. “Er waren er maar weinig die doorheen de jaren bleven komen. Zo kregen we het idee dat die mensen niet enkel door ons geholpen moesten worden, maar door een veel breder veld.”
Ivo en Patrick legden daarom contact met Eric en Anne, die mee op de kar sprongen. Samen organiseerden ze een succesvolle ontmoetingsdag voor iedereen uit de verslavingssector: “We vernamen van professionele medewerkers dat verwijzingen naar de zelfhulpgroepen om verschillende redenen niet vanzelfsprekend zijn” zegt Anne. “Cliënten reageerden dat het niks voor hen was, of dat ze er weleens geweest waren, maar om de een of andere reden toch afgehaakt hadden. De meeste professionelen geloven nochtans wel in een zelfhulpmodel, omdat het heel compatibel kan zijn met professionele hulp.”
Samenwerking tussen ervaringsdragers en professionelen
De ontmoetingsdag was het begin van een intensief samenwerkingsproces: er volgden nog talloze gesprekken, begeleid door de hogeschool Thomas More. Om tot een echte samenwerking te komen, moesten er heel wat weerstanden en uitdagingen overwonnen worden. Zo waren Ivo en Patrick bijvoorbeeld gebonden aan de regels van de AA. Eén van de afspraken bij deze traditionele zelfhulpgroep is dat anonimiteit hoog in het vaandel wordt gedragen.
”We kregen de boodschap dat naar buiten komen als ervaringsdrager met een verslavingsproblematiek en samenwerken met professionelen problematisch kon zijn”, zegt Patrick. “Uiteindelijk hebben we dat opgelost door een charter voor leden uit zelfhulpgroepen te maken. Dat laat ons toe met individuen uit die zelfhulpgroepen te werken, in plaats van met de organisaties”, vertelt Ivo.
Ook bij het CAW De Kempen was niet iedereen meteen enthousiast: “Het was voor onze eerstelijnshulpverleners een cultuurwijziging in het traject dat ze met cliënten afleggen”, zegt Anne. “De hulpverleners hadden heel wat terechte kritische vragen bij het betrekken van ervaringsdragers in het hulpverleningstraject: wat was de rol en opdracht van ervaringsdragers? Wat was hun visie? Hoe konden hulpverleners en ervaringsdragers gedeelde verantwoordelijkheid nemen? Zouden de hulpverleners hun aanpak dan moeten veranderen?”
“Anders dan bij traditionele zelfhulpgroepen is in een contactgroep iedereen welkom, ook professionelen en familieleden.”
“De grootste weerstanden zijn inmiddels weggewerkt door de taken af te bakenen en duidelijk te stellen welke competenties we als organisatie van de hulpverleners en ervaringsdragers kunnen en mogen verwachten”, zegt Anne. “Dat gaat dan zowel over kennis als over houding en vaardigheden. Denk bijvoorbeeld maar aan motiverende gespreksvoering, terugvalpreventie, hanteren van deontologie, kennis over het hulpaanbod, samenwerken… Vanuit de directie maakten we ook voluit de beleidskeuze om samen te werken met ervaringsdragers.”
Na veel overleg ontstond in de Kempen uiteindelijk het huidige model waarbij mensen met een verslavingsproblematiek onder de vleugels van een ervaringsdrager komen, die op zijn beurt ondersteund wordt door professionelen. Er werden contactgroepen opgericht – niet om de bestaande zelfhulpgroepen zoals bijvoorbeeld de AA, NA, SOS Nuchterheid, Toxan of familiegroepen te vervangen – maar als complementair aanbod voor mensen die moeilijk aansluiting vinden bij het traditionele zelfhulplandschap.
“We begonnen met een eerste contactgroep in 2018”, zegt Ivo. “Anders dan bij traditionele zelfhulpgroepen is iedereen daar welkom. Dus niet alleen de mensen met een verslavingsproblematiek, maar ook hun gezin en professionelen uit de sociale en medische sector en de zorg. Het aantal contactgroepen breidde snel uit en intussen heb je er al een tiental in verschillende Kempense gemeenten. Elke contactgroep wordt getrokken door een ervaringsdrager met de steun van professionele partners van Verslavingskoepel Kempen vzw.
Frustraties op de spoeddienst
Daarnaast is er ook een samenwerking met de vier Kempense ziekenhuizen. Mensen die op de spoed belanden met een intoxicatie, worden meteen bij de hand genomen door een ervaringsdrager van de Verslavingskoepel. “Zeker in het weekend komen er geregeld mensen met een intoxicatie op de spoeddienst terecht. In het verleden werden ze uit het ziekenhuis ontslagen zonder dat er aan het verslavingsprobleem iets gebeurde”, zegt Eric. “Zo zag men elke week opnieuw dezelfde mensen op de spoed terechtkomen. Dat was voor de ziekenhuismedewerkers erg frustrerend.”
Nu komt er dus een ervaringsdrager aan het bed van de patiënt: “Dat heeft vaak toch een andere impact dan een dokter of psycholoog. Het maakt indruk als je in zo’n crisissituatie iemand ziet die hetzelfde meemaakte, maar die nu van het ziekenhuis toestemming heeft om met jou te komen praten”, zegt Eric. De ervaringsdrager maakt de patiënt ook wegwijs in het hulpverleningsaanbod, vertelt Ivo: “De helft van de mensen heeft geen belangstelling in een zelfhulpgroep, maar we geven aan dat er ook andere mogelijkheden zijn.”
“Als je eigen huisarts niet vertrouwd is met verslaving, dan kan je een individueel gesprek hebben met een huisarts die expertise heeft in de verslavingsproblematiek. Je hebt ook de ambulante drughulpverlening, enzovoort. Het is een totaalpakket waar mensen zelf uit kunnen kiezen.” De persoon wordt daarna blijvend ondersteund door een netwerk van professionelen en ervaringsdragers: de ervaringsdrager blijft als een soort gids het traject mee opvolgen, maar ook elke organisatie binnen de Verslavingskoepel blijft mee ondersteuning bieden.
Doorverwijzing naar de contactgroepen gebeurt niet enkel via de ziekenhuizen: ook huisartsen brengen patiënten met een verslavingsproblematiek in contact met ervaringsdragers, medewerkers van het OCMW of CAW kunnen bijvoorbeeld samen met een cliënt naar een contactgroep gaan, …
“Dat we verslaving als een gezinsproblematiek benaderen, werkt beter naar herstel toe. Het hele gezin wordt getroffen door de problematiek.”
Schaamte en drempelvrees
De stap zetten naar de hulpverlening of een zelfhulpgroep is voor veel mensen niet evident: “Mensen schamen zich door het beeld dat heerst over verslaving”, zegt Ivo. “Het overgrote merendeel van de mensen met een verslaving functioneert nog: ze hebben werk, een gezin, … Maar het kleine percentage dat veranderingsresistent geworden is, bepaalt heel het beeld. Ook voor sommige hulpverleners is dat nog steeds het beeld dat ze van iemand met een verslavingsproblematiek hebben.”
“Die mensen kosten ook handenvol geld, terwijl de andere 95 procent eigenlijk zonder grote investeringen geholpen kan worden in de eerstelijn en als ze willen ook in het zelfhulplandschap.” Dat ook de omgeving welkom is in de contactgroepen, maakt volgens Ivo dat de drempel voor sommige mensen wat lager ligt dan voor de traditionele zelfhulpgroepen: “De meeste mensen worden door een ouder of door hun partner vergezeld. Dat we verslaving als een gezinsproblematiek benaderen is een grote stap. Het werkt ook veel beter naar herstel toe, want het hele gezin wordt getroffen door de problematiek.”
Door de omgeving te betrekken ontstaat er meer begrip voor het gezinslid met de afhankelijkheidsproblematiek: “Dat is belangrijk in het herstelproces”, zegt Patrick. “Ook de persoon met de verslavingsproblematiek gaat meer beseffen wat die de omgeving heeft aangedaan. Dat wederzijds begrip maakt het makkelijker om elkaar te helpen. Voordat mensen naar de contactgroep komen is de omgeving vaak kwaad op de persoon met de verslavingsproblematiek en omgekeerd, wat het herstel bemoeilijkt.”
De contactgroepen hanteren bovendien een andere vergadermethode dan de traditionele zelfhulpgroepen, de PIKASOL-methode: “We merken dat dit voor sommige mensen met een verslaving en hun omgeving beter aansluit bij de verwachtingen”, zegt Ivo.
De contactgroepen zijn niet gebonden aan een bepaald product. Je kan er voor gelijk welke afhankelijkheid terecht. “De rode draad in verslaving is de obsessie, de dwangmatigheid. Zeker de helft van het verhaal, is voor elke verslaving gemeenschappelijk”, zegt Ivo. “Maar doordat alcohol in tegenstelling tot andere drugs legaal is, overheerst het beeld van ‘mensen die aan illegale drugs verslaafd zijn, dat zijn de echte junkies’.”
“Zelf zag ik het aanvankelijk ook zo. De eerste keer dat we met de contactgroep samenkwamen, ben ik zelfs teruggegaan naar mijn auto om mijn portefeuille daar te verstoppen. Anders zou alles uit mijn zakken gepikt worden, dacht ik. Uiteindelijk bleken het allemaal ‘gewone’ mensen te zijn, mensen zoals jij en ik. Maar toch heerst bij velen in 2022 nog steeds dat beeld van ‘legale’ tegenover ‘illegale’ verslaafden. Alleen al daarom zouden de tussenschotten tussen deze groepen in de hulpverlening weggewerkt moeten worden”, vertelt Ivo.
Helpen om geholpen te worden
De ervaringsdragers werken als vrijwilliger, en dat is belangrijk volgens de vier geïnterviewden: “Iedereen die vandaag kandidaat ervaringsdrager is in het project, doet dat overwegend voor zijn eigen herstel”, zegt Patrick. “Zo werkt elke zelfhulpgroep: de confrontatie met de problematiek en met andere mensen helpt. Wij helpen om geholpen te worden. Zodra het ons beroep zou worden verdwijnt die essentie.”
“Bovendien heeft het een heel ander effect als aan het ziekbed van een patiënt iemand zou staan die én ervaringsdrager én CAW-medewerker is. Het is zuiverder als iemand enkel ervaringsdrager is”, vervolgt Eric. “Vaak gaat men ervaringsdragers professionaliseren, maar dat is een valkuil. Dan loopt men het risico dat het kapot wordt geformaliseerd. Dankzij onze poule van een vijftigtal vrijwilligers kunnen we ook elke patiënt matchen met de persoon die er het best bij aansluit, want een therapeutische relatie heeft niet enkel met deskundigheid te maken. Het moet ook klikken tussen mensen.
De vrijwilligers kunnen gericht opleidingen volgen bij de organisaties die deel uitmaken van de Verslavingskoepel. Daarnaast wordt elke ervaringsdrager indien nodig ook ondersteund door een professionele hulpverlener. De hulpverleners kunnen bijvoorbeeld bijspringen als ervaringsdragers in het ziekenhuis in aanraking komen met problematieken die ze niet zelf kunnen opvolgen, zoals bijvoorbeeld dakloosheid.
Garanties voor de toekomst
Een belangrijke succesfactor in het Kempens model, is de steun van lokale beleidsmakers voor het project: “Verslaving is een terugkerend thema op de conferentie van Kempense burgemeesters, dat is uniek in Vlaanderen”, zegt Eric. “Ook op het OCMW-overleg bij de Kempense welzijnsraad komt de problematiek vaak aan bod. Het beleid ziet de meerwaarde en wil het ondersteunen. Ook daar spelen de ervaringsdragers een rol in. Beleid is namelijk nooit enkel op ratio gestoeld, maar ook op emotie. En een ervaringsdrager die zijn verhaal doet, dat komt binnen.”
“De grootste uitdaging is zorgen dat dit model op een duurzame manier ingebed raakt. Daarvoor hebben we Vlaams beleid nodig.”
Daarnaast is het volgens Eric belangrijk dat dit soort werking vorm krijgt op regioniveau: “Je hebt tegelijk nabijheid en voldoende schaalgrootte nodig: de hulpverleners moeten elkaar kennen, maar om het georganiseerd te krijgen heb je ook voldoende organisaties en mensen nodig die erin geloven.”
Op dit moment is er in de Kempen meer dan genoeg enthousiasme om het werk met de Verslavingskoepel verder te zetten, maar de initiatiefnemers willen verzekeren dat dit ook in de toekomst zo blijft: “De grootste uitdaging is dit model zo organiseren dat het op een duurzame manier ingebed geraakt”, zegt Eric. “Als de huidige mensen of organisaties wegvallen, moet het model blijven bestaan en daarvoor hebben we Vlaams beleid nodig.”
Dat beaamt ook Anne: “Onze betrokkenheid is gebaseerd op goodwill. Die goodwill is er omdat we in het model geloven. Maar het vraagt van de betrokken organisaties een enorme investering van tijd, mankracht en geld. Als een van de organisaties morgen beslist dat ze niet meer willen investeren, dan is er groot probleem. Een impuls vanuit de overheid zou meer dan welkom zijn.”
“Om dit samenwerkingsmodel structureel verder te zetten en nog verder uit te bouwen zouden structurele subsidies voor de Verslavingskoepel meer dan welkom zijn”, zegt Anne. “Zowel om de werking te verduurzamen als om nieuwe samenwerkingsprojecten op te starten en om in te gaan op de vele vragen van andere regio’s om kennis te maken met dit samenwerkingsmodel.”
Wie meer wil weten over de Verslavingskoepel kan terecht op verslavingskoepel.be