Skip to main content
  • Home
  • Artikels
  • Van spuitenruil tot Tournée Minérale: een terugblik op de carrière van VAD-directeur Marijs Geirnaert

Van spuitenruil tot Tournée Minérale: een terugblik op de carrière van VAD-directeur Marijs Geirnaert

In deze coronatijd zijn veel zaken stilgevallen, maar tegelijk gaat het leven ook gewoon door: VAD-directeur Marijs Geirnaert gaat met pensioen. Dertig jaar lang was Marijs directeur van het Vlaams Expertisecentrum Alcohol en andere Drugs (VAD). Een carrière waarin ze heel wat verwezenlijkte, maar zich evengoed ergerde aan hoe traag het soms ging. Naar aanleiding van haar pensioen, blikken we terug op haar carrière en beginnen bij het begin.

Marijs Geirnaert (1955) studeerde tijdens de oliecrisis van de jaren zeventig af als leerkracht Nederlands, Engels en geschiedenis: ‘Er waren toen ontzettend veel werklozen dus ik ging drie jaar lang van het ene interimcontract in het onderwijs naar het andere’, zegt Marijs, die daarom haar kans greep toen de UGent leerkrachten zocht om preventieve lespakketten rond gezondheid te maken. Ook dat was eigenlijk best een precaire situatie: ‘We hadden een BTK-contract, bijzonder tijdelijk kader. Na een jaar moesten we telkens drie maanden stempelen. In die tijd moest je nog elke dag naar het stempellokaal en omdat ik nog thuis ingeschreven stond, was dat niet waar ik woonde. Zo heb ik negen jaar lang gewerkt. Ik vond het wel heel leuk om creatief te werken rond verschillende gezondheidsthema’s, en alcohol en andere drugs maakten daar natuurlijk deel van uit.’

Toen zag Marijs de vacature voor twee coördinatoren om een preventieproject op te starten bij VAD, de koepel van de organisaties in de verslavingszorg. In die tijd was VAD nog een kleine organisatie: ‘Er werkten op dat moment maar drie mensen bij VAD. Met mezelf en de andere coördinator erbij waren we met vijf. Gelukkig konden we starten samen met tien preventiewerkers in de centra voor geestelijke gezondheid. Daarmee vormden we een boeiend preventieteam en samen hebben we veel innoverende projecten op poten gezet.’

In de Raad van Bestuur van VAD zaten bij het aantreden van Marijs 2 vrouwen en 18 mannen: ‘In zo’n Raad van Bestuur vol mannen terechtkomen was een hele aanpassing. Maar eigenlijk is er op dat vlak nog steeds niet veel vooruitgang: de hele zorgsector is vrouwelijk, maar de directeurs zijn vooral mannen. Sprekend is ook dat de helft van mijn correspondentie gericht is aan ‘de heer Geirnaert’. Al kan dat ook te maken hebben met dat ik een hekel heb aan het woord directrice en dus steeds met directeur onderteken. Ook mijn voornaam is niet uitgesproken mannelijk of vrouwelijk.’

Vlaanderen is conservatiever als het over verslaving gaat

Aan het begin van haar carrière bij VAD trok Marijs elk weekend en op haar vakantiedagen naar Londen, waar ze een master gezondheidsbevordering bijstudeerde. De contacten in Londen kwamen haar al snel van pas in haar carrière bij VAD: ‘Ze stonden daar veel verder dan in Vlaanderen wat verslavingshulp betreft. Ook in vergelijking met Wallonië is Vlaanderen nog steeds conservatiever in de visie op de aanpak van verslaving.’

Desondanks zijn er op veel vlakken grote stappen gezet, onder meer wat betreft schadebeperking. De verstrekking van methadon en de spuitenruil die lange tijd erg controversieel waren, zijn daar duidelijke voorbeelden van: ‘Veel dingen die we nu doen, waren vroeger echt ondenkbaar’, zegt Marijs. Het inrichten van gebruiksruimtes is in België nog steeds verboden omdat het niet toegelaten is een ruimte aan te bieden die druggebruik faciliteert. Nochtans biedt het mensen een zekere structuur en de kans hun abcessen goed te laten verzorgen: ‘Steden als Gent en Antwerpen zijn vragende partij en in Luik is er recent een gebruiksruimte opgestart. Ook Brussel bereidt een gebruiksruimte voor.’ Ook die ruimtes zijn niet legaal, maar Luik bijvoorbeeld maakte afspraken met de lokale parketten om dit niet te vervolgen.

Ook de opvang van mensen met een verslavingsproblematiek blijft nog steeds politiek moeilijk: ‘Veel mensen denken namelijk nog steeds dat drugsverslaafden daar zelf voor kiezen en dus maar het karakter moeten hebben om te stoppen. Toch is het belangrijk om mensen die al langer met verslaving kampen en niet uit die spiraal geraken, van een zekere levenskwaliteit te voorzien. Met een woning zorg je dat mensen die al jaren op de dool zijn en met hun verslaving vechten toch wat rust vinden.’

“Een grote omslag was dat drugs geen veiligheidsthema meer was, maar een gezondheidsthema.”

Ook wat preventie betreft, is er positieve verandering. Een grote mijlpaal op politiek niveau was voor Marijs de oprichting van een algemene cel drugs met daarin 24 ministers: ‘Voordien werd het thema drugs steeds van uit een veiligheidsperspectief benaderd. De algemene cel drugs werd van bij de start voorgezeten door de minister van gezondheid. Terwijl alcohol altijd al onder gezondheid viel, was drugs veiligheid, criminaliteit, justitie, binnenlandse zaken, … Dat het ook onder gezondheid ondergebracht werd, was een omslag in de manier van denken die toch een grote stap vooruit betekende.’

Van repressie naar preventie

Die omslag in denken werd echter onvoldoende vertaald in de praktijk. Zo werd er in Drugnota van 2001 afgesproken dat preventie de absolute prioriteit zou worden omdat daar de grootste gezondheidswinst te boeken valt. Daarna komt zorg, en repressie wordt enkel gebruikt als de andere twee niet werken. Die verhouding zou ook vertaald worden in de verdeling van de middelen: ‘In de praktijk zien we echter dat 60 procent van de middelen naar de hulpverlening gaan, 39 procent naar repressie en slechts 1 procent naar preventie’, zegt Marijs.

Desondanks zijn er toch grote stappen gezet wat betreft preventie. Marijs is er trots op dat VAD als eerste een beleidsmatige aanpak op de kaart zette voor een drugbeleid op school, dat daarna naar alle andere sectoren werd uitgebreid: ‘In het begin werd preventie heel traditioneel ingevuld: gewoon een foldertje maken en eens een lesje geven op school. Dat heeft weinig effect als je geen beleidsmatige aanpak hebt. Ook in mijn discussies met de overheid, merk ik dat ze zich daar soms nog onvoldoende bewust van zijn. Ze spreken steeds van acties, maar je moet het net structureel in je werking inbouwen. Alle organisaties – of het nu scholen, jeugdhuizen, sportclubs, bedrijven of festivals zijn – moeten een drugbeleid uitstippelen dat bij hen past, met duidelijke regels en afspraken. Zo kunnen ze anticiperen op problemen, problemen voorkomen en als ze zich toch voordoen, vroegtijdig aanpakken. Dan pas kan je een paar acties doen om mensen te informeren en te betrekken.’

“Vreemd dat een ongezonde keuze de norm is, terwijl je je voor een gezonde keuze moet verantwoorden.”

Zo’n beleidsmatige aanpak steunt ook steeds op het model mens-middel-milieu (MMM-model): ‘Niet enkel het middel – dus welke drug iemand gebruikt of dat iemand gokt of gamet – is van belang. Ook de frequentie waarmee men gebruikt is bepalend. Niet iedereen die bijvoorbeeld cannabis gebruikt, krijgt hiermee problemen: persoonlijke kenmerken spelen mee. Ben je een doemdenker of eerder een sensatiezoeker? Maar ook bijvoorbeeld de leeftijd en de psychische kwetsbaarheden, spelen een rol bij het al dan niet ontstaan van problemen’, zegt Marijs. ‘Ook de omgeving heeft een invloed: gebruiken de vrienden, bevindt de persoon zich in een uitgaansomgeving waar meer drugs circuleren? De houding van de ouders kan ook een faciliterende of beschermende invloed hebben. Mede door de complexiteit is het dus zo belangrijk steeds op maat te werken.’

De bekendste preventiecampagne die VAD organiseert samen met Stichting tegen Kanker, is ongetwijfeld Tournée Minérale, de maand zonder alcohol: ‘De leeftijdsgroepen vanaf veertig jaar drinken het meest en het vaakst alcohol. Om ook bij hen een matiging in het alcoholgebruik te stimuleren en omdat er steeds meer bewijs is voor de link tussen alcohol en kanker, riepen we de campagne in het leven. In België sloeg het, in tegenstelling tot gelijkaardige campagnes in het buitenland, snel aan. Eén op de vijf Belgen doet mee. Intussen is ook de horecasector volledig mee op de kar gesprongen en promoten zij een alcoholvrij aanbod, vaak zelfs het hele jaar door’, zegt Marijs.

‘Desondanks moet je je nog steeds verantwoorden als je niet drinkt. Heel vreemd dat een ongezonde keuze de norm blijkt te zijn, terwijl je je moet verantwoorden voor gezond gedrag. Toch zien we dat niet drinken veel hipper geworden is en dat mensen op een positieve manier hun levensstijl veranderen. In welke mate we hier preventief aan bijgedragen hebben, is moeilijk te zeggen. Er is natuurlijk een algemene maatschappelijke trend om gezond te leven. Ik denk dat Tournée Minérale zeker heeft bijgedragen aan een gezondere omgang met alcohol, maar je kan zoiets niet zwart-op-wit bewijzen. Dat is de grote frustratie bij preventie.’

Het belang van de publieke opinie

Ondanks de grote stappen die al gezet zijn, evolueert het allemaal te traag volgens Marijs: ‘We hebben veel gerealiseerd, maar niets is snel genoeg gegaan. Ik ben nogal ongeduldig van persoonlijkheid, maar de traagheid waarmee beleidsbeslissingen worden gemaakt, vind ik toch erg lastig. Ik had bijvoorbeeld heel graag voor mijn pensioen gezien dat de leeftijdsgrens voor alcohol opgetrokken zou worden naar achttien jaar. We zijn bij de laatste vier landen in de EU die nog zestien jaar hanteren, terwijl al de rest naar achttien is opgeschoven. Waarom gaat het hier zo traag?’

‘Dat toont duidelijk dat de alcohollobby, en in België dan vooral de bierlobby, veel te sterk is. Dat je vanaf zestien jaar gefermenteerde dranken zoals bier en wijn mag drinken en vanaf achttien jaar sterkedrank, houdt geen steek. Alcohol is alcohol en in het juiste glas geschonken, bevat elke standaarddrank evenveel alcohol. Een leeftijdsopsplitsing valt dus op geen enkele manier logisch te verklaren.’

De publieke opinie is nochtans grote voorstander van het optrekken van de leeftijdsgrens: ‘Hoewel publieke opinie en beleid vaak samen lopen, is het dus geen garantie dat het beleid de publieke opinie volgt’, zegt Marijs. Idem voor een nultolerantie voor alcohol in het verkeer. ‘Toch is het belangrijk de publieke opinie aan je kant te hebben, anders volgt het beleid zeker niet. Als je de publieke opinie mee hebt, zal het beleid na verloop van tijd hopelijk volgen.’

Een van de zaken die er onder andere vanwege de publieke opinie niet doorkomen, is drug checking, waarmee recreatieve druggebruikers kunnen laten testen of hun drugs ‘veilig’ zijn. ‘VAD ijvert daar al jaren voor. In het arsenaal aan schadebeperkende maatregelen is dat echt essentieel’, zegt Marijs. ‘Maar voor de meeste mensen is het gebruiken van illegale drugs not done. Alles wat dat zou kunnen vergemakkelijken wordt dus gezien als propaganda.’

Toch zijn er voldoende argumenten om drug checking te verantwoorden volgens Marijs: ‘Nu zit je op festivals met dealers die opgepakt worden, mensen die op de spoedafdeling belanden en in het ergste geval een drugsdode zoals afgelopen zomer op Tomorrowland. We moeten gaan voor zero harm en het arsenaal aan schadebeperkende maatregelen uitbreiden.’

Een incident zoals op Tomorrowland kan je dan aangrijpen om piltesten toch op de agenda te krijgen. Zulke controversiële zaken realiseren, is echter een werk van lange adem: ‘Je moet dingen voortdurend blijven herhalen. In al mijn gesprekken met de pers, de overheid, de industrie, noem maar op, geef ik steeds dezelfde boodschappen mee. Op den duur zie je dan wat mentaliteitswijziging. Soms moet je dingen ook even laten liggen omdat de geesten nog niet rijp zijn en ze dan later in een andere vorm opnieuw verpakken.’

Partijkleur niet bepalend voor beleid

Marijs werkte onder twaalf verschillende Vlaamse ministers van Volksgezondheid met sterk uiteenlopende visies. Toch is het voor het drugthema niet zo heel belangrijk tot welke politieke strekking de minister behoort. Volgens Marijs zijn vooral de kabinetsmedewerkers bepalend: ‘Zij adviseren de minister dus als je hen mee hebt in je denkproces en ze zijn gemotiveerd om iets met de drugthematiek te doen, dan geraak je heel ver. De benoemingen van de kabinetsmedewerkers zijn ook niet per se politieke benoemingen, men gaat vooral op zoek naar een expert ter zake.’ Met bepaalde kabinetten heeft VAD dan ook veel kunnen realiseren. Zo kwam bijvoorbeeld de vraag naar De Druglijn van een kabinetsmedewerker.

De verschillen in beleid tussen verschillende partijen zijn ook niet altijd even groot als hun retoriek doet vermoeden: ‘Bart De Wever komt sterk naar buiten met zijn war on drugs in Antwerpen. Je ziet dat het niet werkt, want de problemen schuiven op naar Brasschaat. Ik denk dat we er meer en meer een punt van moeten maken dat je drugs niet uit een samenleving kunt bannen. Dat zelfs in een gevangenis drugs circuleren, is daar het levende bewijs van. Het beleid moet dus echt van repressie naar preventie gaan. Terwijl De Wever met die harde aanpak uitpakt naar zijn achterban, voert hij echter tegelijk een heel zorgzaam, gebalanceerd beleid en wordt er veel geïnvesteerd in zorg. Alle drughulpverleningscentra in Antwerpen krijgen extra middelen van de stad.’

Alcohol als onderschat probleem

Hoewel de media kunnen helpen om zaken op de agenda te krijgen, kan de verslaggeving ook contraproductief werken. Zo herinnert Marijs zich levendig de berichtgeving over xtc in de jaren negentig: ‘Dat was een echt dieptepunt. Xtc kwam op eind jaren tachtig, maar eigenlijk was het een marginaal fenomeen. Doordat de media er zo zijn opgesprongen, hebben ze het xtc-probleem gigantisch opgeblazen. Politici voelden zich daardoor gedwongen om er iets aan te doen en hebben heel repressief gereageerd.’

“De berichtgeving over xtc in de media was een selffulfilling prophecy.”

‘Veel clubs werden gesloten, met als gevolg dat mensen ondergronds gingen. Viel er dan eens een xtc-dode dan berichtte de pers daar wekenlang over. In mijn ogen was het echt een selffulfilling prophecy: wat bij een kleine groep begon en helemaal niet zo’n groot probleem had moeten worden, is het op den duur wel geworden. Ik vond dat heel ontgoochelend. Plots moet je heel je benadering van beleidsmatig werken en een structurele aanpak omgooien om mee te gaan in de waan van de dag.’

Toch is VAD erin geslaagd om in diezelfde periode ook alcohol op de agenda te zetten: ‘We gaven steeds de boodschap dat het xtc-probleem ernstig was, maar dat alcohol een veel groter probleem was, alleen al omdat veel meer mensen problematisch drinken. Het was een moeilijke weg, want iedereen vond dat alcohol erbij hoorde en geen probleem was’, zegt Marijs.

Xtc en het op de kaart krijgen van alcohol, waren de uitdagingen van de jaren negentig, maar ook nu staan er nog een heleboel nieuwe uitdagingen rond drugs voor de deur. Zo maakt Marijs zich zorgen over de opkomst van nieuwe psychoactieve stoffen (NPS). NPS proberen, meestal met chemische samenstellingen, de effecten van bestaande drugs na te bootsen. Omdat hun chemische structuur verschilt van die van de illegale drugs, vielen ze vaak buiten de wetgeving.’

‘Om dat op te vangen is er nu een generieke wetgeving, maar toch blijf je als overheid of preventieorganisatie steeds achter de feiten aanlopen. De makers van die producten staan altijd een paar stappen voor’, zegt Marijs. ‘De wetgeving probeert het nu toch te omvatten, maar het blijft problematisch, ook omdat NPS via het darknet makkelijk verkrijgbaar zijn. Je hebt er heel weinig controle over en het is erg risicovol omdat we niet weten welke samenstellingen er allemaal zijn en hoe riskant ze zijn.

Ook wat gokken betreft, brengt het online aanbod nieuwe uitdagingen met zich mee: ‘Het taboe op gokverslaving is enorm groot en daar komt dan nog eens bij dat online ook de sociale controle wegvalt. Het online aanbod is overal: op je smartphone, thuis op je computer, … We zijn het zicht op de problematiek en de omvang ervan volledig kwijt. We weten wel dat het voorbije WK voetbal heel wat mensen die voordien niet met gokken bezig waren over de streep heeft getrokken. Op Eupen na worden alle eersteklassevoetbalclubs gesponsord door de gokindustrie. De reclame is overal op het veld aanwezig. Zelfs de website van Sporza lijkt soms meer een goksite dan een nieuwssite. Ook hier zien we een heel sterke lobby die elke verandering aanvecht. De weeklimiet die recent werd opgelegd om spelers te beschermen ligt met 500 euro per week veel te hoog en is bovendien makkelijk te omzeilen.’

Chaotische cannabiscommunicatie

Ook de wereldwijde discussie rond het statuut van cannabis baart Marijs zorgen: ‘Er is een enorme lobby aan de gang om cannabis te legaliseren. Het debat is heel ongenuanceerd: je hebt de believers en de non-believers. Cannabis vormt voor een bepaalde kwetsbare groep een risico, wat duidelijk te zien is aan het stijgend aantal mensen dat voor problemen met cannabis in de drughulpverlening terechtkomt. Daar mogen we onze ogen niet voor sluiten, maar je hebt ook een groep die cannabis enkel ophemelt en hierdoor de problemen banaliseert: een natuurlijk product, goed voor alle mogelijke kwalen.’

“Elke partij bracht de wetswijziging over cannabis totaal anders naar buiten.”

‘Kijk maar naar die hele cbd-discussie. Dat alles maakt het moeilijk om je boodschap nog te doen aankomen, zeker bij jongere mensen die gevoeliger zijn voor nieuwe hypes. Daarenboven zijn hun hersenen nog in volle ontwikkeling en is cannabisgebruik dus veel riskanter. Het is een enorm gepolariseerd debat. Bovendien lopen de recreatieve en de medische discussie volledig door elkaar, terwijl die apart gevoerd moeten worden.’

In België heeft ook de slechte overheidscommunicatie rond cannabis het debat geen goed gedaan: ‘Toen de drugwetgeving werd aangepast om cannabis een ander statuut te geven dan andere illegale drugs, heeft elke partij dat anders naar buiten gebracht. Terwijl de ene partij sprak van een heel streng gedoogbeleid, werd het volgens de andere partij quasi gelegaliseerd. Die onduidelijkheid voelen we tot op de dag van vandaag: veel jonge mensen denken dat cannabis volledig legaal is.’

Toch is Marijs voorstander van een decriminalisering, niet enkel van cannabis, maar van alle drugs: ‘Wie problemen heeft, moet in de zorg terechtkomen en niet in de gevangenis. Maar als je een decriminalisering goed wil laten verlopen, dan moet je sterk investeren in je gezondheidszorg. Portugal pakt dat heel goed aan. Zij hadden een heel zwaar drugprobleem en hebben daar dus sterk in geïnvesteerd.’ Wie in Portugal betrapt wordt met drugs, verschijnt binnen de week voor een commissie van gezondheidswerkers. Elke regio heeft zo’n commissie.

‘Een eerste gesprek is heel verkennend. Ziet de commissie dat er al een groot probleem is, dan gaan ze verdere stappen nemen. Anders hebben ze gewoon een gesprek en verwijzen ze naar relevante informatie. Wordt dezelfde persoon een tweede keer aangehouden, dan legt men al wat meer druk. Soms legt men dan gemeenschapsdienst op of een soort stagebezoek aan een centrum voor drugsverslaafden. Met die investeringen zie je een sterke daling van het probleemgebruik in Portugal. Maar je hebt dus grote investeringen nodig om kort op de bal te kunnen spelen en om ook bij doorverwijzingen naar de hulpverlening niet met ellenlange wachtlijsten te kampen.’

Kwetsbare groepen vallen uit de boot

Met die laagdrempelige aanpak bereik je ook meer mensen, want in België vallen bepaalde groepen uit de boot: ‘De cijfers van de nationale gezondheidsenquête hebben me echt wakker geschud. In Brussel is het cannabisgebruik sterk gestegen. Tegen mijn verwachting in zijn het vooral hoogopgeleiden die gebruiken – ook met andere illegale drugs trouwens. Maar als je dan kijkt naar de groep probleemgebruikers, dan zie je dat het bijna allemaal mensen zonder diploma zijn. Vaak hebben ze zelfs geen diploma lager of secundair onderwijs. Dat betekent dat jonge gebruikers snel in de problemen komen en hierdoor hun studie niet kunnen afronden’.

‘Het beleid is gericht op mensen ondersteunen om rationele beslissingen te nemen en de voor- en nadelen tegen elkaar af te wegen. Niet iedereen kan dat, en vooral voor jongeren en kwetsbare groepen ligt dat toch moeilijker. Niet alle kwetsbare groepen zijn lager opgeleid, ook kinderen van mensen met een verslaving zijn bijvoorbeeld heel kwetsbaar. Het is een grote uitdaging om daar een antwoord op te vinden, zowel met preventie als met hulpverlening. We werken vaak nog te zeer gericht naar de middenklasse. Al doen we ook steeds meer voor kwetsbare groepen, in een nauwe samenwerking met bijvoorbeeld het OCMW en het CAW.’

‘Ook mensen in armoede zijn vaak moeilijk te bereiken omdat de alcohol- of drugproblematiek niet altijd het belangrijkste probleem in hun leven is. Als je moet zorgen dat je een dak boven je hoofd hebt en dat de brooddoos van je kinderen gevuld is, dan is dat prioritair. Ook in de hulpverlening vallen er groepen uit de boot, vaak omdat onze behandeling zeer verbaal is. Dat is een probleem voor mensen met een mentale beperking, maar ook voor anderstalige nieuwkomers. Dat men dan nu de sociaal tolken gaat afschaffen, is onbegrijpelijk. Je zit met getraumatiseerde mensen die in een samenleving terechtkomen waar alcohol en drugs voor het rapen liggen.’

De fakkel doorgeven

Dat de zaken soms traag evolueren en veel moeite vergen, heeft Marijs nooit kunnen ontmoedigen: ‘Ik kan het alleen maar verklaren met dat ik een enorme optimist ben’, zegt ze. ‘We zitten tenslotte in een zware problematiek en dat er zo weinig verandert is frustrerend, maar ik haal uit elk gesprek enthousiasme en energie. Ik zie overal opportuniteiten en de knelpunten kunnen me niet zo van de wijs brengen, of toch niet lang.’

Marijs blikt dan ook met veel trots terug op de weg die VAD de voorbije 32 jaar aflegde: ‘Ik ben erg dankbaar dat ik dit proces heb kunnen begeleiden. Dat was alleen maar mogelijk dankzij een fantastisch team van deskundige en loyale VAD-medewerkers en de steun van alle VAD-leden. Ik ben hen ontzettend dankbaar. Mijn bijdrage aan het maatschappelijk debat over alcohol en andere drugs stopt hier, maar ik heb er alle vertrouwen in dat collega’s, leden en de nieuwe directeur met veel enthousiasme verder timmeren aan de weg.’