Het lijkt wel alsof cocaïne alomtegenwoordig is. Het gebruik van cocaïne neemt toe, net zoals het aantal behandelingsaanvragen in de verslavingszorg. Inzetten op preventie om (problematisch) cocaïnegebruik te voorkomen en terug te dringen, is daarom essentieel. Er is echter weinig zicht op wie nu precies cocaïne gebruikt, waarom men gebruikt en hoe preventie daar kan op inspelen. Met een onderzoek naar cocaïnegebruik in Vlaanderen en aanknopingspunten voor preventie, pakt VAD die lacune aan.
Twee onderzoeksvragen en een mixed method aanpak
Betoelaagd door Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Hilde Crevits, schuift het onderzoek schuift twee centrale onderzoeksvragen naar voor:
- Wat zijn motieven en determinanten voor cocaïnegebruik in Vlaanderen?
- Welke noden, aanknopingspunten en randvoorwaarden identificeren de verschillende stakeholders voor preventie van cocaïnegebruik?
Een mixed method aanpak waarbij kwantitatieve en kwalitatieve methoden worden gecombineerd, moet die twee onderzoeksvragen beantwoorden.
Een verband tussen motieven en intensiteit van cocaïnegebruik
Motieven voor cocaïnegebruik zijn heel uiteenlopend. Mensen gebruiken cocaïne bijvoorbeeld om iets te vieren met vrienden, omdat het hen een lekker gevoel geeft, om zich minder onzeker te voelen, omdat het hen wordt aangeboden, of om de roes van alcohol tegen te gaan. Uit het onderzoek blijkt dat er een verband bestaat tussen die motieven en bepaalde patronen in het gebruik. Sommige motieven hangen bijvoorbeeld samen met meer risicovol cocaïnegebruik. Zo hebben mensen met copingmotieven een hogere kans om grote hoeveelheden (1,5 g of meer) te gebruiken. Of hebben mensen met sociale motieven een hogere kans om cocaïnegebruik te beperken tot één of enkele keren per jaar.
Daarnaast zijn er heel wat persoons-, product- en omgevingsgebonden risicofactoren die cocaïnegebruik kunnen uitlokken, in stand houden of het risico op problemen vergroten. Zo wordt duidelijk dat heel wat respondenten de gezondheidsrisico’s en het verslavingsrisico onderschatten en dat er een sterke normalisering is van gebruik in specifieke contexten. Die risicofactoren kunnen een aanknopingspunt zijn voor preventie.
Nood aan selectieve en geïndiceerde preventie
Het onderzoek eindigt met zes aanbevelingen:
- Cocaïnegebruik is niet de standaard, dus er is nood aan preventie voor specifieke doelgroepen (selectieve en geïndiceerde preventie), geen universele preventie.
- Er zijn verschillende gebruiksprofielen en risicofactoren. Een preventieaanbod moet die diversiteit weerspiegelen.
- Een gebrekkige kennis over de (langetermijns)effecten van cocaïne maakt dat informeren en sensibiliseren prioriteit moeten krijgen in preventie-initatieven.
- Cocaïnegebruik wordt in sommige settings en contexten als normaal gepercipieerd. In die settings en contexten kunnen interventies die deze norm ontkrachten waardevol zijn. De aanpak mag niet stigmatiserend zijn.
- Laagdrempelige vormen van hulp kunnen de kloof tussen de eerste cocaïnegerelateerde problemen en de eerste hulpvraag verkleinen.
- Mensen die cocaïne gebruiken blijven een moeilijk te bereiken populatie. Innovatieve implementatiestrategieën zoals (online) peer werking kunnen de doelgroep helpen bereiken.
Een gelinkt preventieproject
In een vervolgproject gaat VAD aan de slag met de aanbevelingen van het onderzoek. In dat project willen we de gezondheidsvaardigheden van mensen die cocaïne gebruiken verbeteren en hen motiveren om hulp te zoeken als ze problemen ervaren met hun gebruik. Dat doen we door:
- Kennisclips, zelftesten en kennistesten via sociale media gericht te verspreiden naar mensen die cocaïne gebruiken.
- Intermediairs op de werkvloer deskundig te maken in het herkennen van en reageren op signalen van cocaïnegebruik.