Skip to main content

  • Home
  • Artikels
  • Dé cocaïnegebruiker bestaat niet, dé mirakeloplossing dus ook niet

Dé cocaïnegebruiker bestaat niet, dé mirakeloplossing dus ook niet

VAD-onderzoek naar cocaïnepreventie

Iets vieren met vrienden, een goed gevoel krijgen, je minder onzeker voelen, de roes van alcohol tegengaan, … Het zijn allemaal motieven waarom mensen cocaïne gebruiken, bleek uit het onderzoek naar cocaïnegebruik in Vlaanderen dat VAD tussen maart en augustus 2023 voerde. Hierin werd duidelijk dat de motieven waarom mensen cocaïne gebruiken, samenhangen met bepaalde gebruikspatronen: zo leiden bepaalde motieven voor cocaïnegebruik tot meer en frequenter gebruik dan andere. Bovendien zijn er verschillende determinanten voor cocaïnegebruik. Dat zijn factoren die cocaïnegebruik kunnen uitlokken of in stand houden en die het risico op problemen kunnen vergroten of net beschermend zijn. VAD formuleert op basis van het onderzoek zes aanbevelingen voor preventie.

© Aleksandr Popov via Unsplash – Uitgaan is één van de settings in het onderzoek.

Drie onderzoeksmethoden, twee doelgroepen

Beleidsmaatregelen om de cocaïneproblematiek aan te pakken volgen elkaar in sneltempo op. Vaak zijn het repressieve maatregelen, terwijl preventie van cocaïnegebruik vaak over het hoofd wordt gezien. Om aanknopingspunten voor preventie in kaart te brengen, is het een goed beeld van cocaïnegebruik te krijgen. En dat ontbreekt momenteel.

Daarom onderzocht VAD, in opdracht van Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Hilde Crevits, de motieven en determinanten van cocaïnegebruik. In het onderzoek werden drie verschillende methoden gebruikt om cocaïnegebruik te onderzoeken:

  • Een analyse van data over cocaïnegebruik van De Druglijn.
  • Kwalitatieve interviews met mensen die zelf cocaïne gebruiken of gebruik zien in hun leefwereld.
  • Focusgroepen met sleutelfiguren die beroepsmatig in contact staan met mensen die cocaïne gebruiken.

Een verband tussen motieven en intensiteit van cocaïnegebruik

Motieven voor cocaïnegebruik zijn heel uiteenlopend. Mensen gebruiken cocaïne bijvoorbeeld om iets te vieren met vrienden, omdat het hen een lekker gevoel geeft, om zich minder onzeker te voelen, omdat het hen wordt aangeboden, of om de roes van alcohol tegen te gaan. Die verschillende motieven kan je in vijf groepen indelen:

  1. Sociale motieven, bv. om iets te vieren met vrienden.
  2. Enhancementmotieven, bv. omdat het hen een lekker gevoel geeft.
  3. Copingmotieven, bv. om zich minder onzeker te voelen
  4. Conformiteitsmotieven, bv. omdat het hen wordt aangeboden.
  5. Ontnuchteringsmotieven, bv. om de roes van alcohol tegen te gaan.

Uit het onderzoek blijkt dat er een verband is tussen motieven voor gebruik van cocaïne en bepaalde patronen in het gebruik.

Sommige motieven hangen bijvoorbeeld samen met meer risicovol cocaïnegebruik. Zo hebben mensen met copingmotieven een hogere kans om grote hoeveelheden (1,5 g of meer) te gebruiken en is er een hogere kans dat ze zich down of depressief te voelen na gebruik, zich zorgen maken over hun gebruik en nadenken over stoppen met gebruik. Andere motieven, zoals sociale motieven, hangen dan weer samen met minder risicovol gebruik. Wie om sociale redenen cocaïne gebruikt, heeft bijvoorbeeld een hogere kans om cocaïnegebruik te beperken tot één of enkele keren per jaar. Daarnaast is de kans om grote hoeveelheden te gebruiken en om functioneringsproblemen te ervaren lager.

Interviews met mensen die cocaïne gebruiken diepen die resultaten verder uit. Zo wordt duidelijk dat de ervaringen met cocaïnegebruik erg uit elkaar lopen. Er is dus niet zoiets als ‘dé cocaïnegebruiker’. Toch komen patronen bij verschillende mensen terug. Zo gebruiken heel wat mensen voor het eerst cocaïne in een sociale setting, al gebeurt het ook dat er voor het eerst wordt gebruikt in een thuissetting of een specifieke werkcontext. Heel wat respondenten beschrijven een gebruik dat ze goed weten te reguleren. Voor sommigen, ontspoort het gebruik occasioneel (bv. een weekend doorgebruiken) of voor lange periodes (bv. maanden waarin respondenten dagelijks gebruiken en een verlies van controle ervaren). Ten slotte gebruiken heel wat respondenten cocaïne bijna altijd in combinatie met alcohol. Ze gebruiken cocaïne in situaties waar vaak ook alcohol wordt gebruikt (bv. omdat het past bij de sfeer van het uitgaan).

 

Materiaal
Cocaïnepreventie in Vlaanderen: een verkennende studie
Onderzoek naar de motieven en determinanten van cocaïnegebruik.

“Ik kan me niet meer herinneren wanneer ik cocaïne heb gebruikt zonder dat ik gedronken had. Het voelt een beetje raar om een lijn te nemen als je niet aan het drinken bent. En alcohol zet ook heel snel aan tot coke gebruiken. Ik hoor vaak van mijn vrienden: ‘Het was niet de bedoeling, maar ik heb een paar pintjes gedronken en een lijn gelegd’.”

Een respondent uit het onderzoek

Afhankelijk van de motieven waarom iemand cocaïne gebruikt, zal de ene preventieve aanpak beter werken dan de andere. Het is dus noodzakelijk om in de preventieaanpak rekening te houden met de uiteenlopende motieven die mensen hebben om cocaïne te gebruiken.

Risico- en beschermende factoren bij cocaïnegebruik

Mensen die cocaïne gebruiken beschrijven verschillende risico- en beschermde factoren die (problemen met) cocaïnegebruik kunnen uitlokken, in stand houden, het risico op problemen vergroten of hen daar net tegen beschermen. We lichten er hier enkele toe. Een volledig overzicht vind je in het uitgebreide rapport.

Risicofactoren volgens respondenten zijn zowel persoonsgebonden, omgevingsgebonden als productgebonden. Respondenten verwijzen bijvoorbeeld naar hun beperkte kennis over de (langetermijn)effecten van cocaïne als persoonsgebonden risicofactor. Die beperkte kennis maakt dat ze de gezondheidsrisico’s en het verslavingsrisico onderschatten. Andere respondenten benadrukken bepaalde specifieke kwetsbaarheden zoals een autismespectrumstoornis (ASS) of een verminderde impulscontroleproblematiek.

Als productgebonden risicofactoren wordt de sterke craving bij cocaïnegebruik vermeld, bijvoorbeeld wanneer de cocaïne begint uit te werken. Er wordt ook verwezen naar het ritueel van het snuiven, een groepsgebeuren waarbij mensen samen uitkijken naar de high die erop volgt.

Een omgevingsgebonden risicofactor is de grote beschikbaarheid van cocaïne in bepaalde settings of werkcontexten, denk maar aan specifieke festivals of bepaalde horecazaken. Respondenten vermelden in één adem ook de (gepercipieerde) normalisering binnen diezelfde settings als risicofactor. Ze beschrijven hoe in hun context niet-gebruik de uitzondering is geworden, en benadrukken de zichtbaarheid van gebruik in hun setting.

“Ik zeg altijd, het is zoals vissen. Je kent geen mensen die gaan vissen, totdat je naar de visvijver gaat en je ziet wie daar allemaal zit. Dus je kent niemand, maar eens je gebruikt, ga je plots zien dat er heel veel mensen zijn die dat doen.”

Een respondent uit het onderzoek

Er kwamen ook beschermende factoren aan bod. Zo verwijzen respondenten bijvoorbeeld naar eerdere negatieve ervaringen met gebruik. Eén respondent beschrijft bijvoorbeeld hoe zware hartkloppingen door cocaïnegebruik een reden waren om te minderen. Een ander voorbeeld van een beschermende factor is het vermogen van mensen om hun eigen gedrag te reguleren, bijvoorbeeld omdat ze een gezonde levensstijl nastreven.

Inzetten op innovatieve manieren om de doelgroep te bereiken

Hoe preventie van cocaïnegebruik er kan uitzien, is geen makkelijke vraag. Mensen die cocaïne gebruiken zijn namelijk een moeilijk te bereiken doelgroep. Cocaïnegebruik begint vaak in de adolescentie, en het gebruik piekt tussen de 25 en 34 jaar. Het gaat dus veelal om een volwassen populatie, die in veel mindere mate dan jongeren een doelgroep is van bestaande preventie-initiatieven. Wanneer het cocaïnegebruik niet gepaard gaat met functioneringsproblemen op het werk of tijdens de studies, zijn er dus weinig aangrijppunten voor preventie. Het is daarom essentieel om bij de ontwikkeling van cocaïnepreventie in te zetten op (innovatieve) manieren om de doelgroep te bereiken.

Aanknopingspunten die uit de studie naar voor kwamen, zijn onder meer: informeren en sensibiliseren over de specifieke kenmerken van het product en de positieve en negatieve effecten van cocaïnegebruik, inzetten op peer support en peer educatie, het glamoureuze imago van cocaïne aanpakken, een gezonde levensstijl en mentale gezondheid benadrukken, en de kloof tussen de eerste tekenen van problematisch cocaïnegebruik en de eerste hulpvraag verkleinen.

“Cocaïnepreventie mag de schuld niet bij het individu leggen. Er zijn uitspraken geweest over dat mensen zich schuldig moeten voelen als cocaïnekoper. Dat soort zaken staat goede preventie in de weg, want je maakt de kloof echt heel groot door zo te stigmatiseren.”

Een sleutelfiguur uit het onderzoek

Nood aan selectieve en geïndiceerde preventie

Het onderzoek eindigt met zes aanbevelingen:

  1. Cocaïnegebruik is niet de standaard, dus er is nood aan preventie voor specifieke doelgroepen (selectieve en geïndiceerde preventie), geen universele preventie.
  2. Er zijn verschillende gebruiksprofielen en risicofactoren. Een preventieaanbod moet die diversiteit weerspiegelen.
  3. Een gebrekkige kennis over de (langetermijns)effecten van cocaïne maakt dat informeren en sensibiliseren prioriteit moeten krijgen in preventie-initatieven.
  4. Cocaïnegebruik wordt in sommige settings en contexten als normaal gepercipieerd. In die settings en contexten kunnen interventies die deze norm ontkrachten waardevol zijn. De aanpak mag niet stigmatiserend zijn.
  5. Laagdrempelige vormen van hulp kunnen de kloof tussen de eerste cocaïnegerelateerde problemen en de eerste hulpvraag verkleinen.
  6. Mensen die cocaïne gebruiken blijven een moeilijk te bereiken populatie. Innovatieve implementatiestrategieën zoals (online) peer werking kunnen de doelgroep helpen bereiken.