Skip to main content
  • Home
  • Artikels
  • Beschikbare data inzetten in lokaal alcohol- en drugbeleid. Naar een gezamenlijke aanpak

Beschikbare data inzetten in lokaal alcohol- en drugbeleid. Naar een gezamenlijke aanpak

Verslag van het 18de onderzoeksplatform middelengebruik

Op donderdag 14 oktober 2021 organiseerde VAD voor de achttiende keer een studienamiddag in het kader van het onderzoeksplatform middelengebruik. Voor de tweede maal ging dit online door. Het thema was dit jaar gebruik maken van beschikbare data om het lokaal alcohol- en drugbeleid vorm te geven. We vertrokken van concrete voorbeelden uit Nederland, Heist-op-den-Berg en Gent om een beter zicht te krijgen op hoe dit in de praktijk gebeurt. Via een uitwisselingssessie keken we naar de ervaringen die, preventiewerkers, beleidsmakers en onderzoekers in dit proces hebben.

Een brede lokale dataset als basis voor een lokaal alcohol- en drugbeleid

VAD startte in 2020 een project waarin nagegaan wordt hoe we anders kunnen werken naar het lokaal beleid. David Möbius, stafmedewerker lokaal beleid, startte met een toelichting. VAD werkt naar verschillende settings (bv. sport, jeugdwerk, uitgaan, onderwijs,…) en burgers bevinden zich in de stad of gemeente op het kruispunt van diverse settings. Hierdoor is het lokale niveau het kanaal bij uitstek voor de implementatie van effectieve interventies ter ondersteuning van het preventief lokaal alcohol- en drugbeleid. Een lokaal alcohol- en drugbeleid start idealiter met een goede analyse van de lokale situatie die een fundament biedt voor een coherent en onderbouwd lokaal alcohol- en drugbeleid. Al te vaak worden immers initiatieven genomen op basis van signalen, geruchten,… zonder dat dit onderbouwd is. De grote meerwaarde van een gedegen lokale analyse is dat:

  • Beleidsdoelstellingen rekening houden met lokale kansen of bedreigingen,
  • De doelstellingen voldoende gedragen zijn door de diverse betrokkenen, waardoor de realisatie ervan ook makkelijker kan verlopen,
  • De alcohol- en drugthematiek op lange termijn gemonitord en geëvalueerd kan worden,
  • Een signaalfunctie wordt gegeven voor bestaande lacunes over materialen/methodieken,
  • De juiste methodieken op een efficiënte en effectieve manier geïmplementeerd kunnen worden.

Hoe lokale dataverzameling in Vlaanderen aanpakken

Vooralsnog is er geen rode draad in hoe Vlaamse steden en gemeenten te werk gaan om hun lokale analyse te maken. Er zijn weinig lokale data beschikbaar, zeker wat betreft middelengebruik. VAD ging alvast van start met het opstellen van een inventaris van alle beschikbare cijfergegevens. Ook data over alle risico- en beschermende factoren die een invloed kunnen hebben op middelengebruik werden opgelijst. Er is al heel wat cijfermateriaal beschikbaar (bv. indicatorenbevraging lokale besturen, stadsmonitor, vrijetijdsmonitor, zorgatlas, lokale gezondheidsenquête, provincies in cijfers, …) maar dit wordt zeer versnipperd aangeboden. VAD bracht daarnaast goede buitenlandse voorbeelden van lokale beleidsontwikkeling op basis van wetenschappelijk onderbouwde gegevens en dataverzameling in kaart (bv. Ijslands model). De uitdaging bestaat er nu in om al deze data en kennis op een toegankelijke manier voor structurele partners en intermediairs te ontsluiten. Zo verschijnen ze uiteindelijk ook beter op de radar van lokale beleidsmakers en kunnen er op basis daarvan geïnformeerde keuzes gemaakt worden.

Van lokale dataverzameling naar Ijslands model in Nederland

In Nederland verzamelen de 25 gemeentelijke gezondheidsdiensten lokale data bij verschillende doelgroepen waaronder jongeren. Toch gaat het vaak om verouderde cijfers, cijfers die niet lokaal genoeg zijn of methodologische tekorten kennen. De resultaten van 20 jaar Ijslands model wekten de interesse van het Trimbos-instituut. In Ijsland daalde het middelengebruik zowel bij jongere en oudere jeugd, er was een daling in pesten en diefstal en de sportactiviteiten namen toe. Jeroen de Greeff, senior adviseur gemeenten bij het Trimbos-instituut legde uit hoe het Ijslands model in Nederland wordt toegepast.

Hoe werkt het Ijslands model?

In het Ijslands model stuurt onderzoek de praktijk. Data over risico- en beschermende factoren en ‘hoe het met jeugd gaat’ vormen de basis voor beleidsontwikkeling op lange termijn die gedragen wordt door alle relevante partijen. Belangrijk hierbij is om te focussen op beïnvloedbare risico- en beschermende factoren. Een eyeopener in Ijsland was bijvoorbeeld het beschermend effect dat uitging van georganiseerde vrijetijdsbesteding door professionelen. Jaarlijks wordt in Ijsland volgende cyclus gevolgd:

  1. Jaarlijkse monitor bij alle kinderen van 10-20 jaar over verschillende onderwerpen. De resultaten laten toe om het gesprek aan te gaan met lokale (beleids)partners en ook om stap 3 en 4 te evalueren
  2. Op korte termijn bespreken van de resultaten uit de monitor.
  3. Prioriteiten selecteren en omzetten in beleid met bijhorende interventies.
  4. Uitvoeren van beleid.

Hoe werkt het Ijslands model in Nederland?

In 2018 startte in Nederland een pilootfase in zes gemeenten om met het Ijslands model aan de slag te gaan. Er werd een eerste meting uitgevoerd met dezelfde vragen als deze in Ijsland – de jeugdgezondheidsmonitor. Daaruit kwamen enkele opmerkelijke resultaten naar voor zoals dat het alcoholgebruik hoog is onder 15-16-jarigen en het eerste drankje al op 13 jaar of jonger wordt gedronken. Er was veel alcoholgebruik thuis, bij anderen thuis en in het nachtleven. Ouders bleken zeer tolerant te staan tegenover alcoholgebruik. De jeugdmonitor bracht ook aan het licht dat veel jongeren ’s avonds laat nog zonder reden buiten zijn en dat er behalve sport niet vaak aan andere georganiseerde vrijetijdsactiviteiten wordt deelgenomen. De jeugdgezondheidsmonitor werd in Nederland ingepast in de beleidscyclus, waardoor de cijfers nu de basis vormen voor lokaal beleid. De resultaten zorgen voor een terugkerende dialoog, voor betrokkenheid van lokale stakeholders en voor gezamenlijk werken in dezelfde richting op langere termijn.

Toekomst van het Ijslands model in Nederland

De pilootstudie werd positief geëvalueerd en nu wordt bekeken hoe dit op bredere schaal in Nederland kan geïmplementeerd worden, rekening houdend met enkele aanbevelingen uit de evaluatie. Er zal voortaan één keer per twee jaar een meting plaatsvinden waarbij gestreefd wordt naar een minimale respons van 80%. In de monitor worden vragen toegevoegd die peilen naar risico- en beschermende factoren. De terugkoppeling zal sneller gebeuren namelijk na twee-drie maanden. De resultaten zullen kort na afname besproken worden met lokale partners en vormen een basis voor het opstellen en bijsturen van een lokaal preventiebeleid. Het Trimbos-instituut neemt in dit alles de landelijke coördinatie op en biedt gemeenten ondersteuning aan.

Zie ook www.trimbos.nl/ijsland

Praktijkvoorbeelden uit Vlaanderen

In Vlaanderen worden steeds meer lokale analyses opgezet ter onderbouwing van het lokale alcohol- en drugbeleid. Dit werd verduidelijkt door twee praktijkervaringen.

 

In Heist-op-den-Berg gaf het lokale bestuur aan onderzoeker Ruben Kramer de opdracht om het gemeentelijk drugbeleidsplan nieuwe impulsen te geven aan de hand van de resultaten van een lokale analyse. In het vooropgestelde tijdsbestek van drie maanden slaagde hij er in om, zich baserend op het VAD-stappenplan voor een preventief lokaal alcohol- en drugbeleid, bruikbare resultaten te verzamelen en die te vertalen naar beleidsaanbevelingen. Bij gebrek aan kant-en-klare lokale cijfers werden enkele hogere databronnen zoals de VAD-leerlingenbevraging en cijfers uit de Gezondheidsenquête van Sciensano gebruikt en deze werden aangevuld met eigen onderzoeksdata.

Zo werd er een online survey opgezet waarvoor lokale stakeholders werden uitgenodigd. 96 intermediairs vulden deze in, voornamelijk uit het onderwijs maar ook uit de gezondheidszorg, het welzijnswerk, politie en horeca. Bij gebrek aan lokale drughulpverleningsorganisaties kwam er vanuit deze setting zo goed al geen respons. Verder werden semigestructureerde interviews afgenomen bij 12 intermediairs, waarin dieper werd ingegaan op de aard van de problemen en knelpunten en op de lokale gevoeligheden.

De resultaten leverden een divergent beeld op. Zo werd het gebruik van illegale drugs door minderjarigen algemeen als belangrijkste middelengerelateerde probleem aangegeven, terwijl het vragen naar de middelen waaraan de vastgestelde problemen gerelateerd zijn, aangaf dat dit duidelijk alcohol was, gevolgd door tabak. Structurele netwerking en uitwisseling, zoals in het overleg van het lokale drugplatform, werd als sterkte aangegeven. Een andere belangrijke vaststelling was dat er een verband is tussen de kennis over het preventieaanbod en de tevredenheid over het gevoerde alcohol- en drugbeleid: hoe meer men weet wat preventie inhoudt en wat werkt en wat niet, hoe meer men aangeeft tevreden te zijn over de lokale aanpak.

De resultaten werden naar het lokale bestuur en de lokale stakeholders teruggekoppeld. Aan de hand van een SWOT-analyse worden de resultaten nu vertaald naar een aanpak op korte, middellange en lange termijn. Tussentijds evalueren en blijven monitoren van de situatie blijven aan de orde.

Bottom-up werken vanuit een intersectorale samenwerking

Filip De Sager, drugcoördinator in de stad Gent, schetste het beeld van een lokale analyse die kan bogen op een uitgebreid lokaal netwerk van beleidsprofessionals en intermediairs. Er wordt sterk ingezet op bottom-up werken vanuit een intersectorale samenwerking. Uiteraard zijn kwantitatieve data belangrijk want ‘meten is weten’. Maar het is minstens even belangrijk om met die data aan de slag te gaan en die aan te vullen met relevante informatie van terreinwerkers, ervaringsdeskundigen en vertegenwoordigers van doelgroepen.

Zelfs voor een grote stad als Gent zijn er al bij al weinig lokale cijfers beschikbaar. Daarom worden resultaten van o.a. politie, hulpverlening en lokale veiligheidsmonitor aangevuld met bovenlokale cijfers, zoals de resultaten van de structurele VAD-onderzoeken. Daarnaast wordt via een aanvullende kwalitatieve piste veel belang gehecht aan de inbreng van (ervarings)kennis van lokale stakeholders. Heel wat bruikbare kennis zit bij stakeholders op het terrein, zoals straathoekwerk, wijkgezondheidscentra, preventiewerkers, magistraten en personen die alcohol of drugs gebruik(t)en. Deze kennis wordt mee ingebracht via een structurele verankering in het proces om met een lokale analyse tot een stedelijk beleidsplan te komen. Zo zijn er drie thematische werkgroepen (preventie/schadebeperking, zorg/herstel en handhaving/repressie) waarin telkens een mix van vertegenwoordigers van verschillende settings en doelgroepen zetelt. Er werden ook vier focusgroepen georganiseerd, o.a. met personen in herstel, en er werd een nodenanalyse uitgevoerd bij minder bereikte groepen, zoals thuislozen en personen met dubbele diagnose.

De gebundelde resultaten werden voorgesteld in een open vergadering over het drugbeleid, waarin 56 actiepunten uit vier prioritaire thema’s naar voor werden geschoven die gedragen werden door het brede werkveld. Dit werd aangevuld met adviezen van de stedelijke Gezondheidsraad en Jeugdraad om nadien goedgekeurd te worden door de Gemeenteraad/Vast Bureau.

Ervarings- en ideeënuitwisseling

Om de studienamiddag af te sluiten wisselden de deelnemers in kleinere groepen ideeën en ervaringen uit over het inzetten van data in een lokaal alcohol- en drugbeleid.