Cannabispreventie van de toekomst?
Wat werkt en wat werkt niet? Op de VAD-studiedag op 22 november 2019 gaf Dr. Ferry Goossens (senior wetenschappelijk medewerker van het Trimbos-instituut) een stand van zaken wat betreft effectieve cannabispreventie. Daarna gaven Fred Laudens (stafmedewerker VAD) en Iris Maertens (drugcoördinator Stad Brugge) een woordje uitleg over de ontwikkeling van de cannabiscampagne 2020: Bijzonder Zonder.
Strategische verkenning
Dr. Ferry Goossens werkte mee aan het rapport ‘Strategische Verkenning Cannabispreventie’, dat gebaseerd is op bestaande reviews en gesprekken met experts, jongeren en ouders in Nederland. Het rapport heeft als doel het beleid ten aanzien van het voorkomen van (problematisch) cannabisgebruik bij jongeren en jongvolwassenen (16 tot 35 jaar) te verbeteren en kennishiaten te signaleren. De ‘Factsheet Cannabispreventie’ van het Trimbos-instituut vat de uitkomsten van dit rapport samen en vormt de rode draad doorheen zijn presentatie.
In 2017 heeft één op vijf van de Nederlanders (van 18 jaar en ouder) ooit cannabis gebruikt. Dit is een relatief grote groep in vergelijking met het Europese gemiddelde. Toch gebruikt in Nederland slechts 1% van de totale bevolking (bijna) dagelijks cannabis en is slechts 0,3% cannabisafhankelijk. De laatste 15 jaar daalt het cannabisgebruik (in zowel Nederland als België) onder de scholieren geleidelijk aan. Desondanks gebruikte 22% van de Nederlandse, en 17% van de Belgische, 15- en 16-jarige scholieren ooit cannabis. Omdat (frequent) cannabisgebruik bij jongeren een risicofactor is voor afhankelijkheid, blijft het belangrijk om in te zetten op preventie bij deze doelgroep.
Risico- en beschermende factoren
Problemen met cannabisgebruik ontstaan bij de aanwezigheid van verschillende risicofactoren tegelijkertijd (het cumulatief risicomodel). Daarnaast kunnen beschermende factoren een tegenwicht bieden aan risicofactoren. Deze factoren werden in kaart gebracht voor beginnend en problematisch gebruik, onderverdeeld volgens het ecologisch systeemmodel. Dit vertaalt zich naar een lijst van risico- en beschermende factoren op persoonsniveau (zoals schoolgerelateerde problemen), in de directe leefomgeving (zoals betrokkenheid en toezicht door ouders), in de bredere omgeving (zoals veelvuldig uitgaan) en in de samenleving (zoals vrijetijdsvoorzieningen).
Vele (voornamelijk persoonlijke) factoren zijn niet te veranderen, maar er zijn ook heel wat factoren in de directe en bredere leefomgeving die wel beïnvloedbaar zijn. Zo kunnen preventieactiviteiten bijvoorbeeld wel inspelen op de gepercipieerde norm (welk soort gedrag wel of niet aanvaardbaar is, op basis van hoe de doelgroep de groepsnorm aanvoelt) van cannabisgebruik. Met de niet-veranderbare factoren, zoals psychische problemen bijvoorbeeld, kan ook rekening gehouden worden. Zo kan er via selectieve preventie meer aandacht besteed worden aan het voorkomen van problematisch gebruik bij mensen met psychische problemen.
De voornaamste actuele maatschappelijke ontwikkelingen in relatie tot cannabisgebruik werden ook geïdentificeerd. Zo lijkt er bijvoorbeeld een samenhang te zijn tussen gamen en problematisch cannabisgebruik en zou prestatiedruk ook een grote rol spelen.
Wat werkt wel en wat werkt niet?
Het is al een tijdje duidelijk dat angstaanjagende campagnes niet werken. Ook voorlichting over de risico’s van cannabis bij (niet gebruikende) jongeren kan een averechts effect hebben, omdat het net nieuwsgierigheid kan opwekken. Meer en meer onderzoeken onderbouwen dat dit geen goede preventiestrategie is. Toch is het soms moeilijk om deze manier van werken los te laten omdat dit een zichtbare aanpak is die logisch lijkt voor vele beleidsmakers, leerkrachten en ouders. Zo laten ervaringsdeskundigen en politie doorgaans wel een grote indruk achter op jongeren, waardoor deze aanpak lijkt te werken. Toch is er tot op heden geen evidentie over de invloed hiervan op het gedrag van jongeren.
Als men in het onderwijs wil werken rond cannabis, integreert men dit best in een bredere aanpak. Dit kan door het ook over alcohol en gamen te hebben bijvoorbeeld. Zo kan bijvoorbeeld een lespakket voor leerlingen vanaf 16 jaar, dat gericht is op het trainen van zelfcontrole, beter werken. In het onderwijs is het belangrijk om te weten dat de thema’s, waarrond men best wel of niet werkt, verschillen per leeftijd van de leerlingen. In Nederland ontwikkelde men, net zoals in België, leerlijnen om leerkrachten hierin wegwijs te maken.
Verder zijn er nog vele mogelijke acties die ook werken. Het is belangrijk om de doelgroep via verschillende settingen te benaderen. Ouders kunnen bijvoorbeeld beter ondersteund worden bij hun vragen over cannabis, beschermende factoren zoals goede vrijetijdsvoorzieningen kunnen versterkt worden, cannabisgebruik bij de gekende risicogroepen kan beter gemonitord worden, de norm om (problematisch) cannabisgebruik bespreekbaar te maken kan versterkt worden en er kan geïnvesteerd worden in een duurzame samenwerking tussen scholen, hulpverlening en verslavingszorg.
De Vlaamse cannabiscampagne 2020
Analoog aan de Nederlandse campagne: ‘Je bent niet gek als je niet blowt’, stelde Fred Laudens het campagneconcept ‘Bijzonder Zonder’ voor. Met Bijzonder Zonder kunnen lokale besturen hun eigen cannabiscampagne organiseren. Bijzonder Zonder richt zich naar 15- tot 17-jarige jongeren die geen cannabis gebruiken. Bij deze groep is cannabis reeds aanwezig in de leefwereld, maar is de prevalentie nog laag. Door jongeren op een positieve manier te benaderen wordt de sociale norm bevestigd dat de meeste leeftijdsgenoten geen cannabis gebruiken. Voor het medialuik wordt gebruik gemaakt van (advertenties op) Instagram met filmpjes van leeftijdsgenoten die iets cool of ludiek doen. De achterliggende boodschap is dat jongeren goed bezig zijn en dat vier op vijf jongeren geen cannabis gebruikt.
Het tweede luik van de campagne omvat vijf eenvoudige methodieken die gebruikt worden in de settingen: onderwijs, jeugdwerk, sport en jeugdhulp, en waarbij ook de ouders betrokken worden. Bijzonder Zonder wordt nu getest in drie pilootregio’s. Als afsluiter lichtte Iris Maertens kort toe hoe de testfase in de pilootregio Brugge verliep. Algemeen worden de methodieken positief onthaald. Het vraagt wel heel wat tijd om het gebruik van de methodieken in de settingen te organiseren. Het campagneconcept wordt de komende maanden aangepast op basis van de pretest en is beschikbaar voor gebruik door steden en gemeenten vanaf het voorjaar 2020.