Skip to main content
  • Home
  • Artikels
  • Interventiecontinuüm wordt ‘interventies bij middelengebruik’

Interventiecontinuüm wordt ‘interventies bij middelengebruik’

Het ‘interventiecontinuüm’ of ‘interventiespectrum’ van Mrazek en Haggerty: wie met preventie of hulpverlening van middelengebruik, gamen of gokken te maken heeft, zal dit model zeker kennen. Maar modellen hebben af en toe een nieuw kleedje nodig. Daarom paste VAD recent het interventiecontinuüm aan.

Modellen als houvast

Of een persoon een bepaald middel gaat gebruiken, of zal gamen of gokken, hangt af van een veelheid aan beïnvloedende factoren en de interactie daartussen. De mate waarin het middelengebruik, gamen of gokken tot problemen leidt, verschilt ook sterk afhankelijk van het samenspel van deze factoren. Gebruik en bijhorende problemen zijn daardoor complex en erg verscheiden. Het hanteren van ‘modellen’, zoals bijvoorbeeld het MMM-model, maakt dat we die complexe realiteit kunnen vereenvoudigen, vaak met behulp van een illustratie. Door de vereenvoudiging is een model altijd vatbaar voor kritiek. Maar we spreken wel dezelfde taal, wat nodig is om efficiënt te kunnen handelen.

Het interventiespectrum van Mrazek & Haggerty (1994)

Dit interventiespectrum illustreert dat een ‘One size fits all’-aanpak niet bestaat, en ook niet aangewezen is bij complexe gedragingen zoals middelengebruik. Met hun boek ‘Reducing Risks for Mental Disorders: Frontiers for Preventive Intervention Research’ (1994) benadrukten Mrazek & Haggerty dat het belangrijk was risicofactoren voor mentale aandoeningen te reduceren. Daarmee onderstreepten ze dus ook het belang van preventie. Hun interventiespectrum werd sindsdien veelvuldig in onderzoek gebruikt (bijna 3900 keer geciteerd), en aangepast naargelang de problematiek waarop het wordt toegepast. Het model toont dat we middelengebruik en verslavingsproblemen moeten aanpakken op verschillende niveaus: preventie (problemen voorkomen), vroeginterventie (vroeg ingrijpen), hulpverlening, schadebeperking en maatschappelijke integratie. Omwille van die heterogeniteit is het belangrijk een waaier aan interventies beschikbaar te hebben voor specifieke doelgroepen.

Waarom was een aanpassing nodig?

VAD paste het interventiecontinuüm de laatste keer aan rond de eeuwwisseling. Met de nieuwe aanpassingen willen we op inhoudelijk vlak benadrukken dat het model een scala aan interventies bevat die niet noodzakelijkerwijs op elkaar volgen. Daarom hebben we de naam ook aangepast naar ‘Interventies bij middelengebruik’, en spreken we liever niet meer over een ‘continuüm’ omdat dit doet uitschijnen dat de verschillende interventies op elkaar volgen.

Verder hebben we drie grote indelingen: preventie (universele, selectieve en geïndiceerde), vroeginterventie en hulpverlening. Hulpverlening omvat kortdurende interventies en vroeghulp, kortdurende en langdurige behandeling (ambulant of residentieel) en voortgezette zorg (vroeger was dit een aparte categorie). Alle interventies hebben tot doel (geestelijke) gezondheid en herstel, waaronder maatschappelijke re-integratie, te bevorderen.

Tot slot hebben we het model letterlijk in een nieuw jasje gestoken, in de huisstijl van VAD. Bij de illustratie hoort ook een tekst waarin alle begrippen toegelicht worden. Wie er dieper in wil duiken, kan ook de online cursus van VAD over interventies bij middelengebruik volgen.

Materiaal
Interventies bij middelengebruik
VAD stak het ‘interventiecontinuüm’ of ‘interventiespectrum’ van Mrazek en Haggerty in een nieuw jasje.