Vroeg ontgonnen is half gewonnen. Monitoring van nieuwe drugs, hun gebruikers en belang in de praktijk
Verslag van het 13de Onderzoeksplatform Middelengebruik, 26 mei 2016
In Vlaanderen zijn verschillende onderzoekers bezig met het verzamelen van informatie over nieuwe drugs en hun gebruikers. Het onderzoeksplatform bood een goede gelegenheid om deze onderzoeken samen te brengen en tevens te kijken naar een buitenlands voorbeeld in dit onderzoeksdomein. Op elk onderzoek reflecteerde iemand uit de praktijk op het onderzoek en de resultaten. Zowel de invalshoek pers als preventie kwamen daarbij aan bod. De geplande reflectie vanuit beleidsoogpunt op de presentatie over het Drug Informatie en Monitoring Systeem door Alexander Witpas van het Agentschap Zorg en Gezondheid, kon omwille van de stakingsacties bij het spoor niet doorgaan. Als afsluiter werden alle onderzoeken ook nog een keer methodologisch onder de loep genomen.
De Global Drug Survey in Vlaanderen
Tina Van Havere (lector orthopedagogie HoGent) beet de spits af met een blik achter de schermen van de Global Drug Survey (GDS). GDS is ‘s werelds grootste online drugonderzoek en wil inzicht geven in het druggebruik wereldwijd. GDS is een commercieel initiatief dat sinds 1999 bestaat en werd opgestart door Dr. Adam Winstock. Oorspronkelijk betrof het een onderzoek dat enkel in het Verenigd Koninkrijk en Australië werd uitgevoerd. Sinds 2013 werd de scope uitgebreid en is het een wereldwijde survey geworden. België nam in 2015/2016 voor de derde keer deel aan dit onderzoek. Belangrijk om aan te geven is dat het hier niet om een representatieve steekproef gaat. Door het grote aantal deelnemers wereldwijd laat GDS wel toe om vergelijkingen tussen verschillende landen te maken. Zo blijkt duidelijk dat drugs over het algemeen goedkoper zijn in België en Nederland in vergelijking met andere landen. Doordat de deelnemers aan de survey bijna allemaal druggebruikers zijn, is het wel mogelijk om dieper op het druggebruik en patronen van gebruik in te gaan en meer te weten te komen over bepaalde verborgen populaties (bv. NPS-gebruikers). Op die manier zijn de resultaten uiterst relevant voor preventie, hulpverlening en beleid. Denk maar aan harm reduction boodschappen die hieruit afgeleid kunnen worden.
Een wereldwijde survey opstellen is uiteraard geen evidentie. Ieder land heeft immers zijn eigen prioriteiten die het in de vragenlijst aan bod wil zien komen waardoor de vragenlijst enorm lang is (met veel uitval bij de respondenten tot gevolg). Om dit te ondervangen komt er in 2016 een ‘GDS-mini’.
Omdat GDS een commerciële insteek heeft, zijn er ook financiële belangen aan de survey verbonden. Zo dient ieder deelnemend land een mediapartner te zoeken die betaalt om de resultaten enkele weken voor de algemene bekendmaking te verkrijgen. In de vorige editie van GDS waren dit Studio Brussel en De Morgen, dit jaar is De Standaard de mediapartner.
Inge Ghijs, chef binnenland van de Standaard, gaf aan dat dit voor de krant ook één van de redenen is om mediapartner te zijn van GDS. Hoewel betalen voor info zeer uitzonderlijk is voor de Standaard, ziet men hierin toch een opportuniteit. Doordat GDS doorvraagt over bepaalde topics levert het zeer interessante gegevens op waarover een mooi, diepgaand verhaal kan gemaakt worden. Ook de exclusiviteit wordt als een grote meerwaarde gezien.
Monitoring van middelengebruik op festivals
Het Belgian Monitoring Centre for Drugs and Drug Addiction (BMCDDA) (onderdeel van Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid (WIV)) is het informatieknooppunt voor wat betreft drugs en drugsverslaving in België. Met het Belgian Early Warning System on Drugs (BEWSD) volgt het de samenstelling van gekende drugs op en kan het snel nieuwe psychoactieve stoffen (NPS) detecteren. Het analysemateriaal wordt verzameld via inbeslagnames van de politie en douane (de aanbodzijde) en via klinische stalen van toxicologische labs, ziekenhuizen, regional focal points,… (de gebruikerszijde). Toch blijft deze informatie versnipperd en uit balans. Daarom coördineerde het BMCDDA in 2015 een extra onderzoek op een Belgisch festival waarbij de expertise van verschillende partners gecombineerd werd. Lies Gremeaux, coördinator van het Programma Drugs (WIV) lichtte de doelstellingen, de onderzoekmethode en de eerste resultaten toe. De lokale politie leverde in beslag genomen drugs aan. De Universiteit Antwerpen analyseerde urinestalen en afvalwaterstalen van het festival. Via de medische hulpdiensten op het festival werden bloedstalen voor analyse aangeleverd. VAD bevroeg op het festival de bezoekers via het uitgaansonderzoek en was aanwezig met het Safe ’n Sound project.
Uit de eerste, voorlopige resultaten blijken de verschillende methodes elkaar te bevestigen. Hoewel NPS duidelijk aanwezig waren op het festival, bleef het gebruik eerder beperkt. De grootste zorg was volgens de onderzoekers MDMA, aangezien in de helft van de pillen risicovolle dosissen werden teruggevonden. Ook werd er veel combigebruik gedetecteerd. Dit onderzoek was heel leerrijk voor de partners en het WIV. Een herhaling op andere (type) events zou interessant zijn, maar is misschien niet haalbaar gezien de intensieve investering. Het zet wel aan het denken over hoe monitoring op een meer structurele manier kan gebeuren.
Safe ’n Sound is een laagdrempelig project dat dicht bij de gebruikers staat. Het project toont dat preventie en risicobeperking een meerwaarde is naast nultolerantie op events. Volgens Martijn Onsia, coördinator van Safe ’n Sound, was de coördinatie door het BMCDDA als onafhankelijke partner een grote meerwaarde om samenwerking te bevorderen. Aan de Safe ’n Sound-stand werden door gebruikers nieuwe pillen doorgegeven die de politie nog niet had kunnen detecteren. Omgekeerd kon de politie via Safe ’n Sound de gebruikers waarschuwen voor gevaarlijke pillen die in omloop waren. Deze terugkoppeling van informatie werkte zeer motiverend voor de vrijwilligers van Safe ’n Sound. Communicatie en overleg waren hier de sleutel voor succes. Politie en controles houden niet alle drugs buiten op een festival. Een realistisch beleid en een onafhankelijke coördinator kan helpen voorkomen dat bezoekers in de problemen geraken. Bij herhaling kan verder nagedacht worden over de informatiedeling met de bezoekers van Safe ’n Sound.
Drugs Informatie en Monitoring Systeem (DIMS)
Tibor Brunt, psychofarmacoloog aan het Trimbos-Instituut (Nederland) gaf een presentatie over DIMS (het Drug Informatie en Monitoring Systeem). Harm reduction is een belangrijke pijler van het Nederlandse drugbeleid. Dat is ook waar DIMS zich situeert. DIMS monitort veranderingen en trends op de Nederlandse drugmarkt en krijgt door analyses van producten zicht op de (ongewenste) effecten van bepaalde drugs. Dit stelt hen in staat om waarschuwingen (alerts, mediacampagnes, …) te geven wanneer drugs met een extra risico in omloop zijn.
Gebruikers kunnen in verslavingsinstellingen verspreid over heel Nederland pillen, poeders, … binnenbrengen voor analyse. In 2015 leverden ruim 14.000 bezoekers bijna 12.000 samples bij het DIMS in om te laten testen. Het gaat hierbij vooral om ecstasy, cocaïne en speed. In opmars zijn ook de Nieuwe Psychoactieve stoffen (NPS) (ongeveer 800 samples in 2015) en dan met name 4-FA, dat inmiddels ook in Nederland wordt geproduceerd.
De laatste jaren is er een enorme stijging van hoog gedoseerde MDMA: 57% van de aangeleverde samples bevatte meer dan 140mg MDMA, de sterkste pil bevatte in 2015 zelfs 293mg MDMA. Een ander opvallend gegeven is dat cocaïne steeds vaker levamisol bevat. Dit is een ontwormingsmiddel dat ernstige verstoringen aan het immuunsysteem veroorzaakt bij chronisch en frequent gebruik. Zeker een trend die van nabij opgevolgd moet worden.
Methodologische beschouwingen bij de voorgestelde onderzoeken
Vertrekkend vanuit zijn bedenking-met-knipoog dat methodologische beschouwingen beter vooraf dan achteraf gemaakt worden, reikte Prof. Geert Loosveldt (Centrum voor Sociologisch Onderzoek, KU Leuven) in de laatste bijdrage enkele reflecties en suggesties aan om over na te denken. Zo stelde de professor zich op basis van de voorgestelde onderzoeksprojecten de vraag of we soms niet te veel willen weten in één onderzoek: gebruiksprevalenties en -frequenties, aanknopingspunten voor preventie, aanvulling met data van politiecontroles of EHBO-interventies, analyse van afvalwater,… Het is volgens hem beter om af te bakenen tot één thema vanuit één (methodologische) insteek.
Er werd ook stilgestaan bij enkele valkuilen en beperkingen. Zo koppelde de professor aan de vaststelling dat een bevraging bij uitgaanders of druggebruikers niet representatief kan zijn, de bijna onderzoeksethische vraag of we wel uitspraken kunnen doen over de onder de loep genomen fenomenen in de onderzochte populaties. Of ook, dat bij de vergelijking tussen nationale resultaten in een internationale survey voorzichtigheid geboden is, omdat het lang niet zeker is dat een bepaalde vraag dezelfde betekenis heeft in alle landen of talen.
Naast de verantwoordelijkheid bij de onderzoeker om informatie te verstrekken die conform de wetenschappelijke standaarden werd verkregen, is er ook de verantwoordelijkheid bij de media om hierover correct te rapporteren. Voor onderzoekers is het alleszins bij de bekendmaking van de resultaten nodig om de beperkingen van het onderzoek aan te geven. Waarbij het risico groot is dat de media, die elk de meest sprekende bijdrage over de resultaten willen verspreiden, deze nuances niet overnemen. Dit, terwijl die media een grote impact hebben op de sociale normering. Prof. Loosveldts advies is dat het beter is om geen media-aandacht te krijgen dan media-aandacht op basis van onjuiste informatie.
Afsluitend suggereerde prof. Loosveldt nog het gebruik van nieuwe en toekomstgerichte technologieën. Zo zou een festivalapp gedurende de festivaldagen zowel activiteiten van de festivalganger kunnen registreren (bv. eten, drinken, e.d.) alsook informatie kunnen doorgeven over geluid (dB), hartslag, mobiliteit (GPS), e.d. Een idee voor toekomstig onderzoek?