Studenten worden vaak geassocieerd met verschillende vormen van middelengebruik, zoals excessief alcoholgebruik, experimenteren met illegale drugs en het gebruik van stimulerende medicatie om beter te kunnen blokken. Maar kloppen deze clichés? En als deze fenomenen zich voordoen, hoe kan je dan preventief werken? Om deze vragen te beantwoorden, is er de vierjaarlijkse studentenbevraging, waarin VAD pionier is.
Elke vier jaar een beter (in)zicht
In 2003 zette VAD mee de schouders onder een samenwerking om een studentenbevraging te organiseren in de Associatie Universiteit & Hogescholen Antwerpen (AUHA). Men wou, op basis van de resultaten, aanknopingspunten vinden voor preventie van middelengebruik in de Antwerpse hogescholen en universiteit. Dit resulteerde in een eerste enquête in 2005, waaraan 5.530 studenten deelnamen.
De weerklank van de eerste bevraging wekte de interesse van de Universiteit Gent (UGent); In 2009 vond een tweede studentenbevraging plaats, zowel in de AUHA als in de Associatie Universiteit Gent (AUGent). Toen kon een representatieve steekproef worden getrokken op basis van 18.543 ingevulde vragenlijsten.
De ruchtbaarheid over de onderzoeksresultaten van de tweede bevraging wekte de interesse van andere onderzoeksinstellingen, wat ertoe leidde dat naast de AUHA en de UGent ook de KU Leuven en hogescholen uit hun associatie deelnamen aan de studentenbevraging in 2013. Die derde ronde leverde 19.822 bruikbare enquêtes op.
In 2017 vond de vierde editie van deze bevraging plaats. Ditmaal in meer instellingen dan ooit tevoren. Voor deze wave hebben we namelijk samengewerkt met alle Nederlandstalige hoger onderwijsinstellingen in Vlaanderen en Brussel. Dit leverde ons de meest representatieve steekproef tot nu toe op met maar liefst 36.041 studenten die bereid waren om deel te nemen.
Aan de vijfde editie van dit onderzoek, in 2021, namen opnieuw studenten uit alle Nederlandstalige hogeronderwijsinstellingen in Vlaanderen en Brussel deel. Dit laat voor de eerste keer in de geschiedenis van dit onderzoek toe om de 33.373 studenten die deelnamen aan deze editie te vergelijken met de studenten die vier jaar geleden deelnamen. Een belangrijke kanttekening hierbij is dat de afname van de bevraging doorging tijdens de derde golf van de coronapandemie. Dit heeft ongetwijfeld een significante impact op de resultaten van deze editie.
Wat wordt er bevraagd?
Om de doelstelling te kunnen omzetten in een onderzoeksmethodiek, werden volgende onderzoeksvragen afgebakend:
- Hoe situeert het middelengebruik zich in het studentenmilieu?
- In welke mate komen typisch geachte uitingen van middelengebruik bij de studenten voor (binge drinken, indrinken, medicatiegebruik tijdens de examens, …)?
- Waar en wanneer vindt het middelengebruik plaats?
- Wat zijn de motieven om middelen te gebruiken?
- In welke mate doen problematisch middelengebruik en/of negatieve gevolgen van middelengebruik zich voor?
- Is er een verband tussen vrijetijdsbesteding en middelengebruik?
- Is er een verband tussen mentaal (on)welbevinden en middelengebruik?
- Is er een verband tussen persoonlijke kenmerken (geslacht, woonsituatie, …) en middelengebruik?
- Waar gaan studenten op zoek naar info en hulp?