Skip to main content
  • Home
  • Artikels
  • Gebruik van psychoactieve medicatie in de gehandicaptenzorg

Gebruik van psychoactieve medicatie in de gehandicaptenzorg

In september 2020 stuurde VAD een online vragenlijst over psychoactieve medicatie naar de gehandicaptenzorg in Vlaanderen. De bedoeling was een beter zicht te krijgen op de problemen en noden bij het gebruik van psychoactieve medicatie door volwassen cliënten en bewoners in de gehandicaptenzorg. Medewerkers van ambulante en mobiele diensten, dagcentra en diensten woonondersteuning namen deel. Honderdachttien medewerkers vulden de vragenlijst in, voornamelijk begeleiders, orthoagogen en verpleegkundigen.

Veel gebruik bij cliënten, nood aan ondersteuning bij organisaties

De belangrijkste conclusie uit deze bevraging is dat organisaties nood hebben aan ondersteunend materiaal en handvatten. De bevraagde organisaties signaleren enkele prioritaire noden, waaronder vorming en training van personeel over het gebruik van psychoactieve medicatie. Medewerkers uit de sector zouden graag informatie krijgen over het gebruik van psychoactieve medicatie bij mensen met een beperking. Daarnaast is er vraag naar materiaal op maat om mee te geven met de cliënt of bewoner. Ook informatie over het uitwerken van een beleidsmatige aanpak rond psychoactieve medicatie behoort tot de noden.

Heel wat cliënten in de gehandicaptenzorg gebruiken psychoactieve medicatie. Meer dan zes op de tien organisaties geven aan dat meer dan 41% van hun cliënten deze medicatie gebruikt. Eén op de tien organisaties schat dit zelfs in op 81 tot 100% van de cliënten.

Alle types psychoactieve medicatie worden gebruikt: antidepressiva, slaap- en kalmeringsmiddelen, antipsychotica en opioïde pijnstillers. Daarbij zijn antidepressiva en slaap- en kalmeringsmiddelen de koplopers. Psychoactieve medicatie wordt vaak voorgeschreven voor psychiatrische problemen (53%), maar ook voor probleemgedrag (27%). Nochtans is er geen wetenschappelijke evidentie dat psychoactieve medicatie een effectieve en veilige methode is om probleemgedrag te behandelen.

De meest genoemde argumenten waarom diensten de opstart van deze medicatie overwegen zijn dat medicatie de cliënt helpt om beter te functioneren of stabieler te zijn, dat de cliënt er zelf naar vraagt, dat medicatie rust brengt in een crisissituatie, dat de cliënt lijdt onder de situatie of grensoverschrijdend gedrag vertoont naar de begeleiding of de omgeving.

Opvallend is dat heel wat cliënten in de gehandicaptenzorg psychoactieve medicatie langdurig gebruiken, namelijk meer dan drie maanden. Langdurig gebruik van deze medicatie kan gepaard gaan met heel wat nevenwerkingen en een verminderde levenskwaliteit.

Het gebruik van psychoactieve medicatie zorgt voor problemen

Meer dan 60% van de bevraagde organisaties kreeg ooit te maken met onjuist of overmatig gebruik van psychoactieve medicatie, of had er een vermoeden van.

Het gebruik van psychoactieve medicatie zorgt, ook bij correct gebruik, soms voor problemen: die kunnen zich voordoen in het lichamelijk of psychosociaal functioneren van de cliënt zelf, maar ook bij zijn omgeving of in de werking van de dienst of organisatie.

Meestal doen problemen zich voor bij de cliënt zelf. Die kan bijvoorbeeld versuft of lusteloos zijn of vrezen voor mogelijke bijwerkingen. Families van cliënten kunnen bezorgd zijn of met vragen zitten. Wanneer dit soort problemen zich voordoen gaan medewerkers een gesprek aan met de cliënt, kaarten ze het aan op het teamoverleg of overleggen ze met een collega of coördinator die de cliënt goed kent. Vaak nemen medewerkers ook contact op met de behandelende arts of psychiater.

Slechts een vierde van de respondenten kan met zekerheid zeggen dat er een psychofarmacabeleid is in hun organisatie. Er zijn daarbij grote verschillen naargelang het type werking: volgens bijna de helft van de medewerkers uit de woonondersteuning is er een beleid in de organisatie, t.o.v. slechts 5% van de ambulante of mobiele werkingen.

De meerderheid van de medewerkers (77%) vindt een handleiding of methodiek op maat om een beleid rond psychoactieve medicatie uit te werken dan ook belangrijk. Ook uit de vormingsnoden en knelpunten blijkt dat er nood is aan een visie en beleid over psychoactieve medicatie.

Organisaties op goede weg, maar helft personeel voelt zich ondeskundig

De helft van de organisaties informeren en sensibiliseren cliënten om verantwoord om te gaan met psychoactieve medicatie. Deze cijfers liggen iets hoger bij ambulante of mobiele werkingen (69%), dan bij medewerkers uit woonondersteuning (40%). Mogelijk heeft dit te maken met het feit dat de aard van de beperking in woonondersteuning zwaarder is dan in ambulante werkingen. Er bestaat een nood aan eenvoudige materialen om samen te kunnen bespreken of mee te geven aan de cliënt en zijn omgeving.

Volgens de bevraagden zet de helft van de organisaties niet in op het deskundig maken van personeel over psychoactieve medicatie. Bij de knelpunten gaf de helft dan ook aan zich ondeskundig te voelen. Opleiding of training van het personeel wordt als belangrijkste ondersteuningsnood ervaren. Vervolgens vindt men de samenwerking met andere organisaties die al ervaring hebben met een psychofarmacabeleid belangrijk. Ook het inschakelen van een externe coach om een aanpak op maat uit te werken is wenselijk.

Uit de vormingsnoden blijkt dat er heel wat nood is aan deskundigheidsbevordering over psychoactieve medicatie: bijvoorbeeld informatie over type en werking, signalen opmerken en bespreekbaar maken en risico’s voor afhankelijkheid. Het meegeven van informatie en tips over alternatieven voor psychoactieve medicatie en over werken rond psychoactieve medicatie, zijn andere belangrijke noden.

Samenwerking met de huisarts en externe diensten

© Anna Shvets via Pexels

De samenwerking met huisartsen is goed ingebouwd in de verschillende werkingen. De samenwerking loopt bij de helft van de respondenten goed. Cruciale sleutelelementen hierin zijn: open communicatie, wederzijds respect en vertrouwen in elkaars expertise en interdisciplinair overleg.

Het hulpverleningslandschap is gekend. Een knelpunt is dat het bestaande aanbod niet altijd aangepast is aan de specifieke doelgroep. Aangezien veel cliënten kampen met een dubbeldiagnose, doorlopen ze vaak meerdere externe diensten en is het aanbod versnipperd.

VAD zet in op deskundigheidsbevordering

De komende jaren zet VAD stapsgewijs in op deskundigheidsbevordering van personeel en cliënten. Ook ondersteuning voor een aanpak op maat en een beleid rond psychoactieve medicatie met een duidelijke visie op correct gebruik, worden verder uitgewerkt. Daarnaast voorzien we een herwerking van de gids ‘mijn cliënt en middelengebruik‘. Deze gids biedt medewerkers in de gehandicaptenzorg tools aan om de begeleiding rond een middelenprobleem concreet in te vullen bij mensen met een beperking. De herwerkte versie zal autismevriendelijk zijn en ook het thema psychoactieve medicatie behandelen.

De uitwerking gebeurt in samenwerking met een Oost-Vlaams onderzoeksproject rond het gebruik van psychoactieve medicatie bij volwassenen met een verstandelijke beperking die probleemgedrag stellen. Het onderzoek gebeurt vanuit een holistisch, interdisciplinair en op levenskwaliteit gericht perspectief. Er worden o.a. richtlijnen ontwikkeld en toegepast over het gebruik van psychoactieve medicatie bij probleemgedrag. Enkele voorzieningen hebben zich ertoe geëngageerd de richtlijnen uit te testen.

Bekijk de resultaten kort samengevat in deze Infographic – Nodenbevraging gehandicaptenzorg psychoactieve medicatie (pdf 258.94 Kb)

Materiaal
Mijn cliënt en middelengebruik, gamen en gokken: leidraad & inspiratiebox om te gebruiken bij mensen met een beperking
Hoe begeleid je een cliënt met een verstandelijke beperking, als je vermoedt dat hij/zij problematisch middelen gebruikt, gamet of gokt?