Skip to main content
  • Home
  • Artikels
  • VAD-collega Joris Van Damme: “Tussen het ontwikkelen van een interventie en het moment dat het een routinepraktijk is, zit 17 jaar!”

VAD-collega Joris Van Damme: “Tussen het ontwikkelen van een interventie en het moment dat het een routinepraktijk is, zit 17 jaar!”

Joris Van Damme startte in 2016 op VAD. Hij had net een doctoraat gemaakt aan de Universiteit Gent over determinanten van alcoholgebruik bij studenten in het hoger onderwijs. Op VAD werkt hij verder op de setting hoger onderwijs. Daarnaast legt hij zich toe op implementatie, onderzoek (onder andere de studentenbevraging) en cannabis. In dit interview laten we hem vertellen over zijn ervaringen en inzichten.

Dit interview past in de reeks waarmee we de VAD-collega’s een gezicht willen geven. We laten hen aan het woord over hun job op VAD, hun motivaties, hun successen en uitdagingen.

Combinatie theorie en praktijk

Aan de UGent was Joris assistent. Hij deed halftijds aan onderzoek en had halftijds onderwijsopdrachten. Voor dit laatste was hij onder andere betrokken bij de kwaliteitszorg van het onderwijs. Hij vond het daarbij boeiend om de wetenschappelijke theorie over ‘kwalitatief lesgeven’ te vertalen naar de praktijk van de aula. Toen zijn doctoraat afliep, stelde hij zich de vraag: hoe zie ik mijn carrière verder? Zou hij voor een postdoc kiezen? Was het zijn ambitie om prof te worden? Hij merkte dat hij daar niet zo warm voor liep. Hij kende VAD al door een aantal samenwerkingsprojecten. VAD leek hem een ideale plek om theorie en praktijk verder te combineren.

“Je kan niet linea recta theorie omzetten in praktijk. Je moet ergens toegevingen doen. Maar hoe ver kan je daarin gaan? Hoe kan je een bepaalde pragmatiek aan de dag leggen én tegelijk rekening houden met de laatste theoretische en empirische inzichten? Want dat lijkt mij dé manier waarop je als veld kunt evolueren, door ze beiden te omarmen. Het gaat mijn inziens niet op dat je zegt: ‘de praktijk werkt helemaal anders, de theorie zit ernaast, we smijten dat allemaal overboord en gaan vooral ons gevoel volgen’. Maar evengoed, onvoldoende voeling hebben met de praktijk en te rigide werken vanuit de theorie, is volgens mij ook het antwoord niet. Het is een balans zoeken, en tot op vandaag is het nog altijd een uitdaging om die te vinden .”

Implementatie vraagt planning en gefundeerd beslissen

Dit verzoenen van de theorie met de praktijk, vindt Joris ook terug in het project ‘Implementatie’ dat hij samen met collega Else De Donder uitwerkt. VAD ontwikkelt al lang kwalitatieve preventie-interventies: van lesmateriaal, over gespreksleidraden tot handleidingen voor het opstellen van een alcohol- en drugbeleid in de organisatie. Maar door de jaren heen merkten we dat het een grote uitdaging is om mensen daar effectief mee aan de slag te laten gaan. De opdracht van Joris en Else luidt dan ook om de kwaliteit van implementeren binnen VAD te bevorderen.

Ook hier moeten theoretische modellen en denkkaders vertaald worden in kant-en-klaar handige instrumenten, bruikbaar in de praktijk. ‘Intervention Mapping’ vormt de basis. Dat is een protocol dat je helpt om onderbouwde keuzes te maken, dat je begeleidt in de stappen die je moet zetten om van een nodenanalyse te evolueren naar concreet materiaal. In de praktijk merkt Joris dat er hoge drempels zijn om hiermee aan de slag te gaan. “De uitdaging is nu om Intervention Mapping toegankelijker te maken: door bijvoorbeeld meer vraaggestuurd te werken, en door te zorgen dat relevante informatie op het juiste moment in een bruikbaar format gepresenteerd wordt. Dit maakt het meer behapbaar en laagdrempelig”, zegt Joris.

© Els Vandenberghe

Zo is een eerste belangrijke stap de contextanalyse. Wie zijn de mensen die een rol spelen in het al dan niet aan de slag gaan met de interventie? Wat zijn hun noden? Joris en Else hebben een leidraad voorgesteld die kan dienen om die vragen te beantwoorden. Die is gebaseerd op een instrument dat 29 factoren beschrijft die de implementatie kunnen bevorderen of belemmeren. Deze factoren zijn het resultaat van een onderzoekstraject met implementatie-experts en er bestaat een meetinstrument voor. Ze geven een houvast voor een nodenbevraging en om prioriteiten te bepalen. Dit verbiedt uiteraard niet om, waar relevant, nog bijkomende of andere factoren mee te nemen.

Implementatie op maat

We vallen vaak terug op een aantal geijkte kanalen of materialen die we in het verleden al eens gebruikt hebben en die toen gewerkt hebben. Er worden dan lijstjes van gemaakt die bij een volgend implementatieproject afgevinkt worden. Op zichzelf is er niets mis met dergelijke lijstjes, al was het maar om niet telkens het warm water te moeten uitvinden qua relevante media, kanalen, enzoverder.

Toch moeten we hier ook mee opletten volgens Joris: “Het wordt in mijn ogen problematisch wanneer zo een lijst het vals-veilige gevoel geeft dat hoe meer je van zo een lijstje afvinkt, hoe beter je aan het implementeren bent. Je acties zijn daardoor niet noodzakelijk nog afgestemd op de noden en de behoeften van de intermediairs die je wil informeren, overtuigen of trainen. Bijvoorbeeld: je gaat intermediairs informeren en overtuigen van je nieuwe methodiek via nieuwsbrieven en mailings, omdat dat in het verleden goed gewerkt heeft. Maar in de realiteit ontbreekt het de intermediairs niet zo zeer aan de juiste kennis of attitude, maar wel aan de nodige vaardigheden om met de methodiek aan de slag te gaan. Als je hier geen oog voor hebt, omdat je je enkel baseert op wat in het verleden goed gewerkt heeft dan schiet je interventie te kort.”

“Idealiter hou je met implementatie op voorhand, terwijl je een interventie ontwikkelt, al een stuk rekening. Bijvoorbeeld: lespakketten voor in de klas. Als je al op voorhand weet dat leerkrachten overvraagd zijn en weinig tijd hebben, dan moet je ook geen lespakket maken dat vijf lesuren vraagt om te geven. Je kan je implementatie uiteraard niet al van a tot z voorbereiden terwijl je iets aan het ontwikkelen bent. Maar ontwikkeling en implementatie zijn geen losstaande dingen. Je gaat best al eens met een leerkracht babbelen terwijl je met de ontwikkeling van materiaal voor jongeren bezig bent dat je via de school wil verspreiden. Zo kan het zijn dat je tijdens het ontwikkelingsproces vaststelt dat het wel realistisch is om bijvoorbeeld één lesuur rond alcohol in de klas te werken, maar dat meer tijd een no-go is. Hierdoor stel je misschien meer haalbare doelstellingen binnen het tijdsbestek van dat lesuur. Of zo kom je misschien zelfs tot de vaststelling dat een andere setting dan de school betere mogelijkheden biedt om al je doelstellingen te bereiken.”

 

“Implementatie gaat niet automatisch . Dat vind ik een heel belangrijke. In die mate zelfs dat je een implementatieproject op hetzelfde niveau van belangrijkheid moet zetten als een ontwikkelingsproject.”

Joris Van Damme – stafmedewerker VAD

VAD werkt aan implementatie op Vlaams niveau. We gaan met andere woorden uit van Vlaamse gemiddelden: de noden, standpunten enzoverder van de gemiddelde intermediair. Wij maken dan basismateriaal dat past op die gemiddelde behoeften. Maar er zijn bijvoorbeeld meer dan duizend secundaire scholen in Vlaanderen en daar zit variatie op. “Op VAD-niveau is het echter onmogelijk om met al die individuele verschillen rekening te houden bij het ontwikkelen van materialen”, zegt Joris. “Het is dan, in mijn ogen, aan de lokale en/of regionale preventiewerker om het basismateriaal dat wij ontwikkelen mee te nemen in de rugzak en tijdens contacten met bijvoorbeeld een school te bekijken in welke mate de noden en standpunten van de leerkrachten en directie binnen die school stroken met of afwijken van dat basismateriaal. Voor sommige organisaties gaat het basismateriaal ruimschoots volstaan, in andere organisaties gaat dit basismateriaal moeten aangepast worden aan de lokale behoeften, dit noemen we coachen op maat.”

Implementatie vraagt tijd, mensen en middelen

“Implementatie gaat niet automatisch . Dat vind ik een heel belangrijke. In die mate zelfs dat je wat mij betreft een implementatieproject op hetzelfde niveau van belangrijkheid moet zetten als een ontwikkelingsproject. Een implementatieproject is in feite een ontwikkelingsproject, maar dan voor een andere doelgroep, met een andere doelstelling. Je gaat dan bijvoorbeeld voor een festivalorganisator, een leerkracht, een werkgever iets maken dat er voor zorgt dat zij de interventie die ontwikkeld werd voor de festivalganger, leerling of arbeider gaan implementeren. Dit betekent dat je voor implementatie voldoende tijd moet voorzien. En dat je, indien mogelijk, daar ook voldoende mensen moet op zetten. En dat je, indien nog meer mogelijk, ook voldoende geld moet voorzien. Zodanig dat het ook de kans krijgt om zich te ontwikkelen. Implementatie heeft tijd nodig en het resultaat van acties is niet altijd even tastbaar als bij de ontwikkeling van een gloednieuwe methodiek. Ik heb onlangs gehoord dat er tussen de ontwikkeling van een interventie en het moment dat die interventie een routinepraktijk is binnen een organisatie 17 jaar zit!”

Rol van ouders in het alcoholgebruik van studenten

Naast implementatie is ook hoger onderwijs een belangrijk thema binnen Joris zijn werk. Dat was al een interessegebied tijdens zijn doctoraat, toen hij de determinanten van alcoholgebruik bij studenten onderzocht. We pikken er hier één highlight uit, namelijk de rol van ouders.

Studenten zijn meerderjarig. Het belang van ouders vermindert door de toenemende invloed van vrienden, doordat studenten minder thuis zijn, en doordat studenten meer op eigen benen proberen te staan. Toch blijven ouders een belangrijke spil in het leven van hun student. De meningen en verwachtingen van ouders blijven een belangrijk referentiekader voor veel studenten, waardoor ouders ook nog altijd een rol van betekenis hebben rond onder andere alcoholgebruik.

“Als ouders drinken tijdens de kindertijd van hun kinderen, zijn daar negen jaar later nog steeds invloeden van meetbaar bij hun kinderen.”

Joris Van Damme – stafmedewerker VAD
© Els Vandenberghe

“In mijn eigen onderzoek vond ik dat wanneer ouders alcohol drinken tijdens de kindertijd van hunkinderen, hier negen jaar later nog steeds invloeden van meetbaar zijn bij hun kinderen . Dit voorbeeldgedrag van ouders vormt mee de verwachtingen van jongvolwassenen over alcohol. En deze verwachtingen liggen aan de basis van de redenen waarom jongvolwassenen drinken. Concreet vond ik dat het drinkgedrag van vaders tijdens de kindertijd samenhangt met het drinken om ‘enhancement’ redenen door hun jongvolwassen zonen en dochters. Wanneer je om ‘enhancement’ redenen drinkt, doe je dat om een emotie of gevoel te versterken. Bijvoorbeeld om tipsy te worden, omdat het je een leuk gevoel geeft, of omdat je het lekker vindt. Het drinkgedrag van moeders hangt daarentegen samen met het drinken om ‘sociale’ redenen, en dat enkel bij hun zonen. Dit is drinken omdat het je sociaal beloont, waardoor het onder andere helpt om meer van feestjes te genieten of omdat het je socialer in omgang maakt. Een hypothese bij deze bevindingen is dat kinderen de functies van alcohol leren kennen door de situaties waarin ze hun ouders meestal alcohol zien drinken. Bijvoorbeeld een vader die geregeld een biertje drinkt voor TV, tegenover een moeder die vooral alcohol drinkt op sociale gelegenheden.”

Ander onderzoek toont ook aan dat het niet zo vrijblijvend is wanneer ouders geregeld alcohol drinken in het bijzijn van hun studenten, geen grenzen stellen rond alcohol, of niet op de hoogte zijn van waar hun student mee bezig is. Dit geldt ook voor het laten drinken van alcohol tijdens de adolescentie op familiefeestjes of thuis, omdat dit zogezegd een “veilige” omgeving is om met alcohol te leren omgaan. Een te tolerante houding van ouders ten aanzien van alcohol is minder onschuldig dan het lijkt, omdat het samenhangt met meer alcoholgebruik en alcoholgerelateerde problemen bij jongeren en studenten. Ook goedbedoelde adviezen die je als ouder meegeeft aan je student om bijvoorbeeld beter tegen alcohol te kunnen, worden niet altijd juist geïnterpreteerd, net omdat ze van jou als ouder komen. In plaats van dat ze risicobeperkend werken, geven ze vaak juist het signaal aan studenten dat hun ouders ermee instemmen dat ze veel drinken. Dit is anders wanneer dergelijke boodschappen van een andere bron komen.

“Ik begrijp niet waarom sommige hogeronderwijsinstellingen op hun ontmoetingsdagen, alcohol aanbieden aan studenten.”

Joris Van Damme – stafmedewerker VAD

“Om ouders een houvast te bieden bij hoe ze kunnen omgaan met het alcoholgebruik van hun studenten ontwikkelden we oudersvanstudenten.druglijn.be”, vertelt Joris. “Dit is een website met getuigenissen en interactieve tools. En waarop we zowel experten als ouders en studenten aan het woord laten om alles zo herkenbaar en doorleefd mogelijk te maken.”

Normzetting, beeldvorming en een alcohol- en drugbeleid voor hoger onderwijs

De hogeronderwijsinstellingen zijn ook een belangrijke schakel in het studentenverhaal. Zij spelen een onmiskenbare rol in de normzetting en beeldvorming rond alcohol en studenten. “Ik begrijp bijvoorbeeld niet zo goed waarom sommige instellingen op informele activiteiten, zoals hun ontmoetingsdagen, alcohol aanbieden aan studenten. Dat versterkt alleen maar het beeld dat alcohol een onlosmakelijk deel is van de studententijd, terwijl onderzoek een heel ander beeld schetst. Zo een ontmoetingsdag draait daar toch helemaal niet om ? Als een instelling alcohol denkt nodig te hebben om te tonen aan nieuwe studenten dat ze daar een leuke studententijd tegemoet gaan, dan moeten we ons daar toch vragen bij durven stellen? Ze hebben zoveel andere troeven die zelfs meer bepalend zijn voor een goeie studententijd, en er zijn genoeg andere locaties waar studenten die dat willen alcohol kunnen drinken. Bovendien geeft de ruime meerderheid van zowel licht als zwaarder drinkende studenten in onderzoek aan dat ze evengoed genieten van activiteiten waarop geen alcohol wordt aangeboden.”

©Els Vandenberghe

“De aanname dat er altijd alcohol moet zijn op activiteiten met studenten mag dus gerust wat vaker in vraag gesteld worden. En het kan ook anders: ik ken bijvoorbeeld een hogeschool die serieus gesnoeid heeft in de alcohol op de prijzentafel van hun studentenquiz. En uiteindelijk lag niemand daar wakker van en was iedereen tevreden met de alternatieve prijzen. Naar beeldvorming maken zo een initiatieven een verschil.”

Interessante stof om over na te denken wanneer onderwijsinstellingen werken aan een alcohol- en drugbeleid voor hun studenten. Onderwijsinstellingen die hierin al geïnvesteerd hebben, gaan op een meer doordachte manier om met alcohol en drugs, maar ook met bijvoorbeeld medicatie en gamen. En ze hebben een betere houvast voor als het fout gaat met een van hun studenten. Zo een beleid kost tijd en energie, maar uiteindelijk wint iedereen erbij.

Studenten: risico’s en automatismen

De risico’s die gepaard gaan met het gebruik van alcohol en drugs zijn tot op zekere hoogte relatief: wat experten soms definiëren als een risico wordt niet noodzakelijk ook door studenten als risico gezien. Zo worden in sommige vriendengroepen bijvoorbeeld de sociale gevolgen van niet drinken als een groter risico gezien dan het feit dat je je kan verwonden als je dronken op een fiets kruipt. Dat laatste wordt dan eerder als een onaangenaam neveneffect gezien dat er gewoon bij hoort.

Ons dagelijks leven wordt in belangrijke mate beïnvloed door onze sociale omgeving. Deze bepaalt de betekenis van de dingen die we doen (bijvoorbeeld ‘het elke vrijdag verdienen om total loss te gaan’) en stuurt de fysieke voorwerpen die we daarbij gebruiken (bijvoorbeeld specifieke drankmerken en kledij). Daarnaast hebben we ook vaardigheden nodig om de dingen te doen zoals het “hoort” binnen een sociale context (bijvoorbeeld ‘zo snel mogelijk dronken worden, maar er niet overgaan en daardoor een last zijn voor anderen’). Ons leven is een aaneenschakeling van verschillende sociale praktijken, waarvan sommige logisch op elkaar aansluiten, en andere in concurrentie zijn. Voorbeelden hiervan in relatie tot ‘een avondje uitgaan’ zijn ‘een geschikte outfit kiezen en aantrekken’, ‘een predrink bij vrienden’, ‘veilig thuis geraken achteraf’, ‘storytelling achteraf’ en ‘daags nadien studieverplichtingen of werkgerelateerde verantwoordelijkheden nakomen’. Veel van de keuzes die we maken binnen dit web van praktijken, verlopen relatief onbewust. Zo stellen we ons niet continu de vragen ‘Is dat nu wel gezond?’, ‘Loop ik hier nu niet te veel risico?’, …

“Interventies ontwikkelen die enkel focussen op rationele processen is geen goed idee. Daarbij nemen we onterecht aan dat mensen steeds bewuste keuzes maken, terwijl ons gedrag niet altijd zo rationeel verloopt.”

Joris Van Damme – stafmedewerker VAD

“Het is dus geen goed idee om interventies te ontwikkelen die enkel focussen op rationele processen. Daarbij nemen we onterecht aan dat mensen altijd bewuste keuzes maken, op basis van kennis die we hen kunnen bijbrengen, attitudes die we kunnen beïnvloeden of vaardigheden die we kunnen aanleren . Zo kan er een mismatch ontstaan en dit heeft gevolgen voor het bereik en effectiviteit van interventies. Ons gedrag verloopt niet altijd zo rationeel. Daarom hoor je wel eens stemmen opgaan die zeggen: we moeten minder focussen op dat gedrag an sich, maar meer kijken naar de sociale praktijken errond. Welke sociale betekenis heeft het gedrag? Welke voorwerpen gebruiken mensen om die sociale praktijken uit te voeren? Welke vaardigheden hebben mensen nodig voor bepaalde praktijken? Hoe zijn ze gelinkt met andere praktijken? Hoe zich dit dan concreet vertaalt in interventies, is wel een vraag waarop ik tot op vandaag ook nog niet echt een duidelijk antwoord heb”, zegt Joris.

Automatismen in vraag stellen, inwerken op de sociale omgeving

“Misschien is Tournée Minérale wel een goed voorbeeld? Dit is een campagne die er mijn inziens in slaagt om een aantal sociale praktijken die samenhangen met onder andere ‘een leuke avond uit’ te beïnvloeden. Tournée Minérale stelt op een positieve manier de noodzaak in vraag van alcohol om een leuke tijd te hebben, waardoor de betekenis van wel of niet alcohol drinken binnen veel sociale contexten verandert. Ook heeft Tournée Minerale aandacht voor de vaardigheden die je nodig hebt om op een sociaal aanvaardbare manier geen alcohol te drinken. En het heeft ook een maatschappijbrede evolutie versterkt, waardoor het niet-alcoholisch aanbod dat vroeger heel beperkt en niet aantrekkelijk was nu trending en soms even premium is als sommige alcoholische drankjes. Puur naar beleving mis je nog heel weinig als je tegenwoordig een non-alcoholisch drankje drinkt. Daar zitten oprecht lekkere dingen tussen en in het geval van een mocktail wordt het vaak even mooi gepresenteerd. Ik mis zelden de alcohol en je voelt je niet langer een buitenbeentje als je geen alcohol drinkt.”

Student zijn is meer dan zuipen

Ook met de campagne ‘Student zijn is meer dan zuipen’ wilden we de sociale context beïnvloeden, maar dan specifiek rond studenten: hoe kijken studenten naar het studentenleven? Welke betekenis heeft alcohol binnen dat studentenleven? Om uiteindelijk ook vast te stellen hoe relatief alcohol in het studentenleven eigenlijk maar is. Student zijn betekent niet automatisch veel drinken.

“We mogen niet vergeten dat studenten er soms bewust voor kiezen om risico’s te lopen. We mogen dat echt niet zomaar naast ons neerleggen.”

Joris Van Damme – stafmedewerker VAD

Voorafgaand aan de campagne, was er een photovoicetraject waarbij aan een aantal studenten gevraagd werd om foto’s te nemen van hun studentenleven. De foto’s waren heel uiteenlopend en herkenbaar: situaties waarin gedronken werd, maar evengoed foto’s van een avondje samen pizza’s maken op kot. Daar werden uitwisselings- en discussiemomenten aan gekoppeld: Waarom heb je die foto genomen? Welke betekenis zit daarachter?, … Die discussie leverden een interessante dynamiek en verandering in inzichten op, vertelt Joris: “Ik herinner me nog één van de deelnemende studenten, een praeses van een studentenvereniging, die nogal alcohol-centered was als je in het begin met hem daarover praatte: student zijn dat is drinken, en zoveel mogelijk drinken en total loss gaan, … Toen het traject gedaan was zei hij: ‘ik had er eigenlijk nooit bij stilgestaan dat zoiets stoms als pizza’s maken samen met mijn vrienden, ook een stuk van mijn studententijd is’. Zijn idee over zijn studententijd, hebben we wat kunnen verbreden. Net zoals bij verschillende andere studenten die deelnamen aan het traject.

© Els Vandenberghe

Het idee was om op sociale media het photovoicetraject op te schalen via het verhaal van vier studenten en zo een grotere dynamiek en discussie rond het thema op gang te brengen. Dit zijn vier mooie en interessante getuigenissen geworden, maar of die hun volledig potentieel bereikt hebben, is de vraag. Misschien komt dit omdat we bij ‘Student zijn is meer dan zuipen’ vooral inzetten op de betekenis van alcohol, en minder op de andere facetten van sociale praktijken? En zoals ik daarnet al zei: we mogen niet vergeten dat studenten er soms bewust voor kiezen om risico’s te lopen. We mogen dat echt niet zomaar naast ons neerleggen.”

We sluiten het interview af met een hoopvolle wens. Joris heeft twee kleine kinderen in huis die over ongeveer 15 jaar ook student zijn. “Mocht het tegen dan vanzelfsprekend zijn om geen alcohol te drinken als je dat niet wil, dus niemand die erover valt wanneer je niet drinkt, en er is genoeg beschikbaarheid van alternatieven, dan hebben we een hele stap vooruit gezet. En we kunnen dit breder trekken: als ouder kan je je kinderen wel leren om grenzen te stellen, maar die moeten in de maatschappij ook gerespecteerd worden.” Nog werk aan de winkel!