40 jaar alcohol- en drugpreventie: een evolutie in vijf tijdvakken
Van de ijzeren hand van Margaret Thatcher in de jaren tachtig tot de coronacrisis van 2020: het alcohol- en drugpreventielandschap ontwikkelt zich doorheen deze maatschappelijke evoluties. Op de voorbije VAD-studiedag – in het teken van veertig jaar VAD – schetsten CGG-preventiewerkers TAD Marc Tack en Marjet Vanderstraeten de evolutie van alcohol- en drugpreventie in vijf tijdvakken. Dit artikel is gebaseerd op hun presentatie.
1985-1988: een gezonken schip & alcoholpreventie op de werkvloer
De tweede helft van de jaren tachtig: de tijd van nekmatjes, fluokleuren en beenverwarmers, maar het was net als vandaag volop crisis. De werkloosheidsgraad was torenhoog en in het Verenigd Koninkrijk nam Margaret Thatcher met ijzeren hand maatregelen die meer deden voor de concurrentiekracht van de Britse economie dan voor de koopkracht van werknemers. In deze tijden van staking, chaos en crisis dook een nieuw fenomeen op: de opkomst van de heroïneproblematiek.
Er ontstond een grote ongerustheid bij de bevolking. Hiervoor waren illegale drugs een beperkt subcultureel fenomeen en dus geen maatschappelijk thema. Nu stonden ze plots op de agenda. Er was toen echter nog geen sprake van goed georganiseerde alcohol- en drugpreventie om hieraan tegemoet te komen. Artsen en hulpverleners uit de verslavingszorg en leden van de AA of van soberheidsbewegingen zoals Sobriëtas of Schoner Leven gingen de boer op, om in heel wat organisaties brandjes te blussen en de verslavingsproblematiek te duiden.
“In de jaren tachtig was alcohol drinken tijdens het werk niet ongewoon.”
Verslaving werd toen ofwel vanuit een morele ofwel vanuit een medische invalshoek bekeken. Mensen met een verslaving en mensen zonder verslaving werden diametraal tegenover elkaar gezet. Men zag geen noodzaak om breed maatschappelijk op te treden, want voor wie niet verslaafd was, achtte men dat niet nodig. Wie wel met verslaving kampte en hier hulp bij wilde, wachtte een moeilijk traject.
De nood aan een meer georganiseerd preventienetwerk tekende zich echter steeds duidelijker af: in de jaren tachtig was alcohol drinken tijdens het werk niet ongewoon en zag niemand er graten in. Maar daar kwam verandering in, onder meer door de zinken van the Herald of Free Enterprise voor de kust van Zeebrugge in 1987. De scheepsramp waarbij 193 doden vielen, was het resultaat van technische factoren en menselijke fouten. Dat bemanningsleden tijdens het werk alcohol mochten drinken, riep na het ongeluk prangende vragen op. Bovendien was dit niet het eerste grote zeevaartongeluk waarbij alcoholgebruik mogelijk een rol speelde.
Deze gebeurtenis zette het belang van alcoholpreventie op het werk in de verf. In diezelfde periode ontstond ook de eerste VAD-werkgroep, een werkgroep rond preventie in de setting arbeid. Arbeid was dus de eerste sector waarin preventie geprofessionaliseerd werd. De bedrijven die meestapten in het verhaal, deden dat omdat ze geconfronteerd werden met de negatieve gevolgen van alcoholgebruik op de presentaties op het werk. Ook verzekeringstechnische en imagogerelateerde redenen speelden bij deze initiatieven een rol.
Om structureel aan preventie te kunnen doen, werd in 1987 door Vlaams minister voor Gezondheidszorg, Welzijn en Gezin Jan Lenssens de nota geschreven die de basis vormde om preventie te organiseren vanuit de CGG’s.
1988-1990: VAD helpt de versnipperde preventie-initiatieven te stroomlijnen
In 1988 stelden in totaal 10 CGG’s, twee per toenmalige provincie, een preventiewerker aan. Maar de CGG’s in de verschillende provincies waren voor deze nieuwe taak niet op elkaar afgestemd: elk CGG had zijn eigen visie en aanpak en niet alle betrokken CGG’s hadden expertise in verslavingsbehandeling. Ieder zocht hierin dus zijn eigen weg.
VAD kreeg de opdracht dit alles te stroomlijnen: vanaf 1988 bracht VAD de preventiewerkers samen in het preventieteam om hen te coördineren, de inhoudelijke kaders mee op te zetten en mee te bewaken dat de gekozen preventie-initiatieven, zowel aan de praktijk als aan de wetenschappelijke evidentie getoetst waren.
Professioneel preventiewerk was in die tijd echt pionierswerk. Mia De Bock, een preventiewerker van het eerste uur, vertelt er meer over in onderstaand filmpje. Zo bestonden er bijvoorbeeld nog geen methodieken om met preventie aan de slag te gaan. VAD en de preventiewerkers werkten in pilootprojecten samen om preventiemethodieken te ontwikkelen.
Een van de eerste succesvolle methodieken was ‘Morgen drinken we sangria aan de Costa del Sol’. Een methodiek die helpt om verschillen in visie helder te krijgen – een essentiële oefening om tot een gezamenlijk alcohol- en drugbeleid te komen. Deze methodiek kwam dus ook van pas om een weg te vinden in de mengelmoes aan standpunten en ideeën bij de verschillende preventiepartners. Bovendien kon met deze methodiek ook elke beslissing binnen een alcohol- en drugbeleid getoetst worden aan het mens-middel-milieu-model.
1990-1997: illegale drugs op de agenda en de opkomst van de dancecultuur
Klemtoon op veiligheid
In de vroege jaren negentig zorgde het drugfenomeen voor overlast in de openbare ruimte. Dat drugs zichtbaarder aanwezig waren, boezemde mensen angst in. Daardoor kwamen er massaal vragen over drugs en verslaving. Na de sector arbeid wilden nu ook andere sectoren het thema op de agenda zetten. Vooral het onderwijs, het jeugdwerk, de bijzondere jeugdzorg en de eerstelijnszorg toonden veel interesse. Het maakte dat de preventiewerkers vraaggestuurd gingen werken, in plaats van aanbodgestuurd zoals voordien het geval was.
Met twee personen per provincie waren de preventiewerkers onderbemand om op de vele vragen te kunnen ingaan. Ze moesten dus wel op een nieuwe manier gaan werken: in plaats van dat de preventiewerkers zelf overal langsgingen, ondersteunden ze systematisch intermediairs – bijvoorbeeld leerkrachten – om aan preventie te doen in hun setting.
Ook politiek stonden illegale drugs plots hoog op de agenda, want in 1991 scoorde het Vlaams Blok met een harde aanpak van criminaliteit als een van de vijf centrale thema’s van haar verkiezingscampagne. De politiek moest dus met dit thema aan de slag en in tegenstelling tot alcohol, dat een gezondheidsthema was, werden illegale drugs vooral gezien als een veiligheidsthema.
Het Ministerie van Binnenlandse Zaken wilde het probleem onder controle krijgen door vanaf halverwege de jaren negentig veiligheidspreventiewerkers in te zetten. Dat er nu zowel preventiewerkers vanuit een gezondheidsperspectief aan het werk waren als preventiewerkers vanuit een veiligheidsperspectief, maakte dat er heel uiteenlopende initiatieven en visies waren en dat er nieuwe settings rond de tafel zaten. Dit alles vergde extra overleg.
Lokale besturen werden uitgenodigd om al die settings te verenigen en kwamen zo centraal te staan als motor van lokale preventie. Dit intersectoraal overleg maakte het makkelijker op lokale noden in te spelen en de neuzen in dezelfde richting te krijgen. Zo konden de verschillende partners elk vanuit hun eigen rol meewerken aan de aanpak van middelenproblemen in hun stad of gemeente.
Preventie bij recreatief druggebruik
Ook kenmerkend voor de jaren negentig was de opkomst van de house- en dancecultuur, waardoor xtc meer op de voorgrond kwam. De preventiewerkers, die gepokt en gemazeld waren in andere settings, moesten zichzelf dus heruitvinden. Want hoe konden ze invloed hebben op recreatief gebruik in een uitgaanssetting waar ze helemaal niet vertrouwd mee waren? Bovendien was er vanuit het uitgaansleven niet echt een hulpvraag. Het gebruik daar leek ook niet te dienen om een bepaald tekort of een nood op te vullen, maar wel om maximaal te genieten.
In die tijd gingen er studiedagen door met de titel ‘Met de pil een wereld van verschil’ om de nodige kennis bij te brengen over recreatief gebruik van middelen zoals xtc in het uitgaansleven. Maar de initiatieven in het uitgaansleven waren experimenten en nog niet vergelijkbaar met een project als Safe ’n Sound, dat vandaag structureel in het uitgaansleven aanwezig is om aan schadebeperking te doen. Naast het uitgaansleven kwamen er ook andere settings voor alcohol- en drugpreventie bij, onder andere de gevangenissen.
1997-2019: niet enkel middelen, maar ook gamen en gokken
Naast xtc kwamen er ook Nieuwe Psychoactieve Stoffen (NPS) op de markt. Er was dus plots een complexe waaier aan onbekende drugs in omloop en dat veroorzaakte opnieuw onrust. Het bemoeilijkte productgerichte preventie. In het Verenigd Koninkrijk werd het Drugwiel ontwikkeld als antwoord op die veelheid aan producten. VAD en het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid pasten het Drugwiel aan de Belgische context aan.
Daarnaast groeide het bewustzijn rond gedragsverslavingen. Naast middelengebruik kwamen problematisch gokken en de snel ontwikkelende wereld van het gamen dus ook op de agenda van VAD en het preventiewerk te staan. Het preventiewerk werd ook hierin verder geprofessionaliseerd. Zo geeft VAD sinds 2007 alle beginnende preventiewerkers een basisopleiding, waarin gedragswetenschappen en evidence based preventie centraal staan, en is er een continu aanbod van vormingen over nieuwe trends en inzichten. Daarnaast vindt op regelmatige basis overleg en intervisie plaats.
2019-2022: de aandacht voor preventie warm houden is nu de opdracht
De voorbije jaren kwam de efficiëntievraag ‘werkt wat we doen eigenlijk?’ centraal te staan. Ook het Europees waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving EMCDDA wil verzekeren dat preventie efficiënt is en kwam daarom met Europese kwaliteitsnormen en Europese preventietraining (EUPC). Via het train-de-trainer-principe wordt deze kennis aan preventiepartners in de verschillende EU-landen overgebracht.
Dat met corona iedereen – ook de preventiewerkers – achter een scherm ‘in zijn kot’ bleef, versnelde de digitalisering. Een evolutie die kan helpen om veldwerkers, leerkrachten, buurtwerkers en andere intermediairs ook buiten corona vlotter te bereiken. Anderzijds verslapte door de pandemie en de daaropvolgende financiële crisis de aandacht voor preventie rond middelen en gedragsverslaving. De coronacrisis hertekende de prioriteiten en dat maakt dat de financiering van preventie onder druk komt te staan. Het is nu dus belangrijk opnieuw aandacht te krijgen voor de VAD-thema’s. Soms ook door ze te koppelen aan andere thema’s, zoals seksueel grensoverschrijdend gedrag dat nu zeer actueel is.
De nood aan een verdere digitalisering van preventie blijft bestaan, ook post-corona. Digitale kanalen zijn het communicatiemiddel van een groot deel van de doelgroep. Het blijft dus belangrijk om digitale evoluties op de voet te volgen en deze kanalen optimaal te benutten voor preventie. In het buitenland ontstonden de voorbije jaren bijvoorbeeld verschillende alcohol- en drugpreventie-initiatieven die gebruikmaken van virtual reality. Zo lanceerde Denemarken een game waarin jongeren op een virtueel feestje leren omgaan met groepsdruk rond alcohol drinken. In Vlaanderen volgen we deze evoluties aandachtig op.