Opioïden en chronische pijn: waarom taal in beleidsteksten ertoe doet
VAD volgt het wetenschappelijk onderzoek over onze thema’s op de voet op. Dit artikel werd ons aangeleverd door de onderzoekers van UGent.
Opioïdengebruik bij chronische pijn blijft een complex en vaak beladen thema in de gezondheidszorg. Uit het doctoraatsonderzoek van Lena De Bonte (UGent) blijkt dat de taal die in beleidsteksten wordt gebruikt rond afhankelijkheid en verslaving invloed heeft op stigma én op de rol van hulpverleners. De resultaten van haar onderzoek stelde ze voor in een postersessie op de VAD-studiedag van 21 november 2025.
Waarom doet taal ertoe?
Taal is nooit neutraal. De woorden in beleidsteksten bepalen mee hoe we denken over patiënten, zorgverleners en behandelingen. Bij opioïdengebruik kunnen termen als “misbruik”, “verslaving” of “afhankelijkheid” sterke morele connotaties oproepen. Ze beïnvloeden hoe patiënten zichzelf zien, hoe ze behandeld worden en hoe hulpverleners hun rol invullen.
Stigma is een sociaal mechanisme dat mensen labelt als “afwijkend” of “problematisch”. Volgens socioloog Graham Scambler is stigma niet enkel een individueel gevoel van schaamte, maar een structureel proces dat macht en uitsluiting reproduceert. In de context van opioïdengebruik betekent dit dat zowel patiënten als hulpverleners te maken krijgen met morele oordelen die ingebed zijn in beleid en praktijk.
Afhankelijkheid van opioïden: een medische kwestie?
De geanalyseerde documenten stellen afhankelijkheid meestal voor als een puur lichamelijke reactie op langdurig opioïdengebruik. Deze visie past binnen een biomedisch discours, waarin artsen de verantwoordelijkheid dragen om afhankelijkheid te voorkomen en op te volgen. Een voorbeeld uit een beleidstekst:
“Opioïden veroorzaken vele ongewenste effecten, alsook afhankelijkheid en tolerantie die tot misbruik kunnen leiden. De ongewenste effecten nemen toe met de dosis van het opioïde.” (Bron: beleidstekst Belgisch Centrum voor Farmacotherapeutische Informatie)
Hoewel deze benadering de morele schuld minder bij de patiënten lijkt te leggen, kan ze ook hun ervaringen en autonomie verminderen. Patiënten worden zo al snel gereduceerd tot “een lichaam dat zich aanpast aan een middel”, waardoor hun persoonlijke beleving van pijn en medicatiegebruik naar de achtergrond verdwijnt.
Opioïdenverslaving: risico of verantwoordelijkheid?

Verslaving daarentegen wordt voorgesteld als een gedragsmatig risico, waarbij de nadruk ligt op “problematisch gebruik” en risicofactoren. Artsen worden aangesproken als poortwachters die verslaving vroegtijdig moeten detecteren. In sommige teksten wordt zelfs gewaarschuwd voor “pill shopping” en “medisch onverantwoord gebruik” door patiënten.
“De arts moet vermijden opioïden voor te schrijven op eenvoudig verzoek van de patiënt. Deze middelen zijn gevoelig voor misbruik en kunnen gebruikt worden voor het onderhouden van toxicomanie.” (Bron: adviestekst Orde der Artsen)
Door woorden als “misbruik”, “problematisch gedrag” en “toxicomanie” te gebruiken, geven beleidsteksten een moreel oordeel. Dat beïnvloedt hoe artsen en patiënten met elkaar omgaan. Het vergroot de druk op artsen en kan leiden tot stigma voor beide partijen.
Structureel stigma in beleidstaal: impact op patiënt en hulpverlener
Het onderzoek toont aan dat stigma niet alleen voortkomt uit vooroordelen tussen personen, maar ook ingebed zit in beleidstaal. De manier waarop patiënten en de relatie tussen hulpverlener en patiënt voorgesteld worden in beleidsteksten, beïnvloedt hoe ze behandeld worden in de praktijk.
“Per definitie staan patiënten die lijden aan chronische niet-kankerpijn synoniem voor zeer moeilijke behandelingskeuzes of op zijn minst voor ernstige bezorgdheden zowel bij de gezondheidswerkers in de eerste als in de tweede lijn.” (Bron: artikel Minerva)
De woordkeuze kan bij hulpverleners zorgen voor terughoudendheid, stigma en minder empathie.
Als beleid patiënten omschrijft als “bezorgdheid” of “moeilijke keuze”, verschuift de aandacht van hun noden naar hun impact op het zorgsysteem. Zo ontstaat al vóór contact het idee dat sommige patiënten problematisch zijn. Dit kan leiden tot terughoudendheid, minder empathie en stigma.
Hoe kunnen hulpverleners bewust omgaan met taal?
Voor hulpverleners in de drugsector is het belangrijk bewust om te gaan met taal: niet alleen met beleidstaal, maar ook met de taal die men in de praktijk gebruikt. Kritisch nadenken over woorden helpt om een zorgcontext te creëren die minder stigmatiserend is voor mensen met chronische pijn én voor de professionals die hen begeleiden.
Belang van dialoog tussen beleid, praktijk en onderzoek
Tenslotte beveelt het doctoraatsonderzoek aan dat er meer dialoog komt tussen beleid, praktijk en onderzoek. Hoe kunnen we beleidsteksten vormgeven die recht doen aan de complexiteit van opioïdengebruik, zonder te vervallen in simplificerende of moraliserende taal?
Meer weten?
Meer weten over dit onderzoek? Neem gerust contact op via lena.debonte@ugent.be.